zaterdag 28 februari 2009

lynchpartijen

.

Child Focus laat weten dat ze niet gelukkig is met de Vlaamse pedofielenwebsite, "want het gevaar bestaat dat onschuldigen, die geen pedofielen zijn, het slachtoffer worden van lynchpartijen, zoals in Nederlands en elders reeds is voorgevallen".

Schuldigen mogen dus blijkbaar wel gelyncht worden!

[Allez, ik kruip maar weer mijn bed in. Ik heb meteen al genoeg van het contact met de realiteit. Gelukkig ben ik 20 op 24 uur geestesziek en lijd ik aan "loss of reality". Bovendien speelt Standard vandaag niet in de voetbalcompetitie.]
.

vrijdag 27 februari 2009

Détruisez! Détruisons!

.






"Om een nieuwe samenleving op te bouwen,
moet je de oude vernietigen,
zoals je om een nieuw huis te bouwen
het oude tot de grond moet afbreken!"

schreef of riep Michael Bakoenin ergens in 1850
(het kan ook 1870 zijn geweest,
hij zal het wel meer dan één keer gezegd en geschreven hebben).

De rode, groene en roodgroene architecten die van 1970 tot 2005 ijverig plannen, roodboeken, road-boeken, groene New Deals en blauwdrukken maakten om een andere samenleving uit te bouwen, beseffen stilaan de wijsheid van Bakoenin's woorden.

Maar architecten maken natuurlijk zelf hun handen niet vuil en gaan voor een paar jaar op restaurant eten of op vakantie bij de Amazone-indianen.

Voor het afbraakwerk zijn er immers
neonazi's
die niet eens een hoog loon vragen voor hun afbouwvakkerswerk. Die worden voor het ogenblik massaal door aannemers en onderaannemers gerecruteerd en een groot deel zijn reeds hard aan het werk. De architecten weten officieel van niets, wachten tot alles plat ligt (waarna het werkvolk een staatspensioen krijgt, tenzij ze te veel te koop lopen met hun daden, dan worden ze gearresteerd of naar de reeds opnieuw rechtgezette huizen van de Broeders van Liefde afgevoerd; vreemd dat deze maatregelen pas worden afgekondigd nadat werkelijk alles in puin ligt).

Dan komen de architecten terug, krijgen een lintje in de LeopoldsOrde omdat ze tijdens de voorbije oorlog zo moreel hoogstaand en geweldloos gebleven zijn. Bij daglicht geven ze leiding aan het overheidsprogramma "Bouwen en Laten Bouwen", met een rechterhand die niet weet wat de linker doet. En 's avonds lezen ze, tot de bioscopen weer ingehuldigd zijn, als vermaak boeken in het genre van
"God en Staat", van miskende auteurs zoals Michael Bakoenin, zogezegd uit "geschiedkundige interesse", zoals architect Peter Verbiest verklaarde in een interview met het nieuwe weekblad De Morgenstond heeft Goud in de Mond, waarin ook bijdragen zijn opgenomen van de Vakbond van Opbouwwerkers en van UNISONO (het netwerk van KMO's die spreken met één stem).

[En na deze Boodschap van Algemeen Nut - of is het "Openbaar Nut"? - ga ik verder schuilen in het boek "De Zwarte Zwaan: De Impact van het Hoogst Onwaarschijnlijke" door Nassim Nicholas Taleb (ex-rommelkredietversjacheraar en nu professor Onzekerheidskunde aan de Universiteit van Massachusetts); een bijzondere ervaring want je lacht en huilt je krom - tegelijk. Overmorgen, als ik pagina 401 omdraai, kunt u van mij een foto nemen in mijn nieuw statuut van dubbelgehandicapte én langst gelukkige mens ter wereld (meest "Fit-in-zijn-Hoofd" prijs van de voltallige Vlaamse Gemeenschap), wat eigenlijk het zelfde is maar dat weten de apart opererende en apart betoelaagde Guy Mortier en Veerle Heeren en gulle subsidieerder Didier Reynders (nog) niet.]

Un-Gay Science

.











Dr. Susan Fiske

Die Onvrolijke Wetenschap toch! Ik kreeg daarnet bericht dat Susan Fiske (die ik een paar jaar geleden al ridiculiseerde omtrent haar studie over de perceptie van daklozen) weer heeft toegeslagen. Ze heeft "wetenschappelijk" bewezen dat mannen een "vrouw in een bikini" zien als een object zoals een werktuig (een hamer bv.). "Wetenschappelijk", dit wil zeggen: ze heeft iets gezien in de "hersenen".

Man ziet vrouw in bikini als 'object van handeling'
vrijdag 20 feb 2009

Wie mannen op een strand heeft gadegeslagen weet dat ze vrouwen in bikini vaak gewoon als objecten zien. Er is nu wetenschappelijk bewijs die deze stelling ondersteunt. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de delen van het brein die mannen associëren met het gebruik van werktuigen en de intentie om klussen op te knappen oplichten wanneer hen foto's van vrouwen in badpak of bikini worden voorgeschoteld.

Het onderzoek werd deze week gepresenteerd door Susan Fiske, professor psychologie aan de Princeton University. "Dit was de eerste studie waarbij ervan werd uitgegaan dat mannen seks als een wenselijk einddoel zien. Wanneer ze met provocerende vrouwen worden geconfronteerd zal dat dan ook doelgerichte reacties opleveren."

Toch merkt ze Fiske op dat mannen de manier waarop ze seksueel getinte foto's van vrouwen depersonaliseren niet volledig onder controle hebben. Volgens experts is dat gedrag een bijproduct van de menselijke evolutie, waarbij de oermannen op zoek gingen naar vruchtbare vrouwen met als doel hun genen te vermenigvuldigen.

Uit een bijhorende studie blijkt ook dat mannen vrouwen in bikini linken aan werkwoorden in de eerste persoon zoals ‘duw', ‘gebruik' en ‘grijp', eerder dan ‘duwt', ‘gebruikt' en ‘grijpt' in de derde persoon. Wanneer hen foto's van geklede vrouwen werden getoond, dachten ze wel in de derde persoon. Dat geeft volgens de onderzoekers aan dat mannen vinden dat die vrouwen wel controle hebben over hun eigen handelingen. Vrouwen die eenzelfde test ondergingen maakten die link niet, wat volgens Fiske bewijst dat mannen die vrouwen in bikini zien deze als een onderwerp van aktie zien.

Dat zal vast grote vreugde bezorgen aan de zogenaamde feministen die klagen dat ze voor mannen maar een "voorwerp" zijn. Wat zouden ze willen: dat als ik naar hen kijk, mijn testosteron flink de hoogte in schiet en dat in onmiddellijk een erectie krijg en hun bikini meteen van hun lijf scheur? Vrouwen mogen blij zijn dat mannen hen maar als een "object" zien.

En wat is er in godsnaam nu "provocatief" aan "een vrouw in bikini"? Susan Fiske (waarvan ik nooit eerder een foto had gezien) moet een verschrikkelijk wijf zijn: mijn piemel, slap of hard, krijgt ze alvast niet te zien. Ik ervaar haar als een "subject" dat een schop onder haar kont verdient.

donderdag 26 februari 2009

Vlaamse (Non)Debatcultuur

.
[non= niet
non = vrouwelijke geestelijke]

Ik antwoordde op het klagen van Cedille (op haar blog http://cedilletje.blogspot.com ) over de Vlaamse neiging om elke aangelegenheid aan te grijpen om van alles zo maar ondoordachte verbieden. Naar aanleiding van twee eerder onschuldige branden in rusthuizen wil men nu rusthuisbewoners hun sigaretje afnemen. Cedille wijst terecht op het gevolg: de oudjes zullen stiekem roken en als er op hun kamerdeur geklopt wordt, moffelen ze dan de sigaret weg, bv. onder het beddeken, en wanneer de verpleger of "kampbewaker" weer weg is, is het oudje natuurlijk vergeten dat ie aan het roken was. Gevolg: de ganse boel in lichtelaaie.

Tja, de Vlaamse debatcultuur betreft uitsluitend verboden en geboden: daarom dat al onze als filosofen erkende mensen MORAALfilosofen zijn, zedeprekers dus en voyeuristen, meestal met een priesterverleden dan nog (Vermeersch, de nu zoals Pater Damiaan heilig verklaarde Kruithof, Mortier, plus de medische ethiek van de KUL, plus "moraalpsycholoog" Jan Verplaetse en "moraal"neuroloog Dirk De Ridder, etc.). Met een mooi woord noemt men al die betweterij, die vingertjes en die gehoorzaamheidsnormen (en de eraan verbonden verplichting alles over je op te "biechten"; alleen in Vlaanderen zijn er zoveel campanjes dat als je een persoonlijk probleem hebt, je met een "deskundige" moet gaan "praten"; enjoy your symptoms! and let them be enjoyed by some other dus) nu ethica (Kruithof bedacht zelfs het woord "ethicologie", zijn de inventaris waar lieden zoals hij zich zoal mee moei(d)en). Maar ethica is eigenlijk traditioneel en elders in de Westerse filosofie nog steeds de studie van levensgewoonten en zeden (de "ethos" bij de Grieken), geen georganiseerd systeem van geboden en verboden. Gewoon "wat doen mensen en wat laten ze?". Ze hebben in Frankrijk geen peperduur college van Etienne Vermeerschen nodig om te bepalen hoe een asielzoeker (Semira Adamu!) in een vliegmachien mag en moet geduwd geworden.

Het moreel debat in Vlaanderen is dan bovendien nog 100% schijnheilig: inderdaad zit er altijd economie achter ("it's the economy, stupid!") of platte partijpolitiek of onnozele afrekeningen tussen katholieken en vrijznnigen/vrijmetselaars (cf. het dispuut rond de scheiding der machten en de hervorming van justitie; cf. de regeling voor adoptie van kinderen; plus het redden van banken: KBC is "katholiek", Fortis is "vrijzinnig", enz).

De Franse, Britse, Spaanse (Spanje is voor het moment de meest "open" Europese samenleving) intellectuele debatten gaan over mogelijkheden: wat KAN en wat KAN niet? (vb. met een nieuwe technologie).

Je zag het daarnet op Terzake: mensen mogen, volgens een kalotenmadame van de KUL (terwijl psychotherapeut Lieven Jonckheere degelijke commentaar gaf over de mogelijkheden en consequenties van SM), niet zo maar aan sadomasochistische seks doen. De bescherming door de maatschappij van de fysieke integriteit van een persoon primeert op de zelfbeschikking over het eigen lichaam of over wat twee of meer personen in volle vrijheid met elkaar overeenkomen (m.a.w. de Staat beslist wat je met je lichaam doet of niet doet; als het parlement beslist dat een triootje schadelijk is voor de geestelijke gezondheid, riskeer je 5 jaar bak!). Dus zijn euthanasie, maar ook hongerstaking, zelfmoord etc. in wezen verboden, ook al is het veelal de maatschappij zelf die mensen dwingt bv. in hongerstaking te gaan.

Deleuzian Glow

.

Message from Ian Buchanan - Deleuze & Sex

.
Onderwerp: Deleuze and Sex

A new proposed volume in
the Deleuze Connection series for Edinburgh University Press
(Series Editor Ian Buchanan)

Deleuze and Sex

Edited by Frida Beckman

”Making love is not just becoming as one,
or even two, but becoming as a hundred thousand.”
(Deleuze & Guattari, Anti-Oedipe)

For Gilles Deleuze, sexuality has a central role in the production of thought, bodies, and becomings. True thought, he argues in Logic of Sense, is possible only when it is liberated from the notion of castration as transcendent law. Castration needs to be thought of, instead, as a crack, a fracture that does not produce a lack but a surface of thought, “projecting the entire corporeal surface of sexuality over the metaphysical surface of thought.” Sexuality, then, is linked closely to the possibility of immanence and thinking; the event of thought. If the transcendent law of castration results in a blockage of thought, it also results in the mastering and moulding of the sexual body into the molar notion of two sexes rather than the (pregenital) Harlequins cloak to which Deleuze compares it. The sexual surfaces of the libido are restricted, blocked, and reduced and thereby their flows are repressed “in order to contain them in the narrow cells of the type ‘couple', ‘family,’ ‘person,’ ‘objects.’”

However, the sexual body is seen to retain a revolutionary potential and sexuality is seen as a source of becoming; there is immense power in the thousand sexes of desiring-machines, in sexuality beyond the “all too human” idea of castration as absence, and in the multiplicity of surfaces that are opened up in its place.

This collection seeks to address the notion of sexuality, not so much as instinct but as creation, not so much as a transcendent mode of organization but as a revolutionary machine. It wants to know the potential of sexuality when liberated from genitality as well as antrophomorphic presuppositions. It is therefore interested in exploring areas such as for example sexuality and the machinic, sexuality and surfaces, and sexuality and animality. It asks about the ontology of sex and how we can begin to know of it when it is no longer captive to molar representations. Investigating the strengths and potentials but also the weaknesses and dangers that sexuality open for thinking, bodies, and becomings, it pursues the ethic, aesthetic, political, and philosophical dimensions of Deleuze’s work on sexuality.

Importantly, contributors should note that this edited collection follows on edited books in the same series focusing on Deleuze and Feminist Theory, Deleuze and Queer Theory, and Deleuze and the Body (forthcoming). While aspects of gender, queer, and the body will be likely, as well as welcome in this new collection, it is crucial that articles focus specifically on the possibilities of sexual practice in the revisiting of such issues.

Abstracts should be submitted electronically to the editor frida.beckman@engelska.uu.se no later than May 1st 2009. The proposed publication date is set in the fall of 2010.

****

I sent Frida the (so far rather stupid) abstract:
« Two ‘layers’ may be discerned in human activity (as well in thinking as in motor action) which correspond to Deleuzian thought as opposed to Lacanian thought. These layers are anno 2009 even formulated in radical re-interpretations of quantum mechanics (Diederik Aerts, 2009). I called them in earlier work (Rosseel, 2008): Eros (the meeting of two bodies or bodily surfaces) and (forced) Labour, i.e. castration. Or in other words between Image and Word (as écriture). They correspond also to Saint Paul’s and the traditional Christian opposition between the Flesh and the Spirit (an opposition which is also present in the development of Confucian thinking in early China), and between poetic language and prose. Or in the pessimistic Pessoan “soul that will never find Me”. Eros is the body that is not mediated by the introjection of a social convened Law or classical Logics: it is “schizo”. It is energy as a desiring machine, canalized by the necessity of labour in a society of scarcity but never fully oppressed (this would mean physical death). As such sexuality (as Eros) is the fundament of all revolutionary activity (as manifested in ‘uproar’, ‘tumult’, charivari, carnival, in other words in every Feast or Glow), while (forced) Labour defines the practice by which Revolution is castrated in the way Jozef K is castrated in Kafka’s The Trial. Eros as freed sexuality can also be understood in terms of Walter Benjamin’s idea of the “Saved Night”. In this paper I propose a process by which, in some utopia, Eros and Free Labour are not opposites but allies. »

************ De Nieuwe Demiurg ************

[klad; voor één keer dat ik aan een gedicht "werk":
geïnspireerd door Leonard Cohen's The Future]

Meisje, baby, Jongens achter het Beeld,
en alle Zondebokken

Laat mij je traumas
griffen in je oog dat alles ziet
En uiteraard in je hand die sms-t
Die het zweet van gesloten deuren veegt
Laat mij je nieren
verzilveren op de markt van Diest
en op Times Square

Laat mij wat rest aan Amazone indianen
hun verjaardag vieren
in Poolse wodka met goudschilfers
Ik zal hen voorlezen uit de Bijbel
uit de Koran en het Communistisch Manifest
Ik zal hen de dao tonen
En de villas in Tervueren
De fel bevochten grenzen van BHV
Ik zal met hen kaarsen branden
De dag dat de dwazen het Licht doven
Voor die éne onvergetelijke Nacht

Laat mij doen en laten
Zoals het Mij belieft

En eer Mij als was ik Hem
De Ene, de Vele, deze zonder Grenzen
Zonder wet noch moraal
Maar met een goed gevulde maag
Laten wij de Maag eren
En vergeten wat toch nooit is geweest

Leer het Vergeten Oefen het Vergeten
aan het strand van Scheveningen
Op de Zeemachtbasis van Antartica
Slacht er 2000 pinguïns af
Ze storen het Evenwicht en de Evenwichtigheid
En al wat mensen niet vreemd is

Laat mij je warme dromen inpakken
En versturen naar de Andromedanevel

Verweer je niet
......

I am the Escaped One

.
.
I am the escaped one,
After I was born
They locked me up inside me
But I left.
My soul seeks me,
Through hills and valley,
I hope my soul

Never finds me.


[written in English
by the Portuguese poet Fernando Pessoa
he knew
I was coming

into life]

The Stranger Song - Leonard Cohen (1967)

.
http://www.youtube.com/watch?v=ocq_noEO2uU

It's true that all the men you knew were dealers
who said they were through with dealing
Every time you gave them shelter
I know that kind of man
It's hard to hold the hand of anyone
who is reaching for the sky just to surrender.
And then sweeping up the jokers
that he left behind you find
he did not leave you very much
not even laughter
Like any dealer he was watching for the card
that is so high and wild
he'll never need to deal another
He was just some Joseph looking for a manger
He was just some Joseph looking for a manger.
And then leaning on your window sill
he'll say one day you caused his will to weaken
with your love and warmth and shelter
And then taking from his wallet an old schedule of trains,
he'll say I told you
when I came I was a stranger
I told you when I came I was a stranger.
But now another stranger seems
to want you to ignore his dreams
as though they were the burden of some other
O you've seen that man
before his golden arm dispatching cards
but now it's rusted from the elbow to the finger
And he wants to trade the game he plays for shelter
Yes he wants to trade the game he knows for shelter.
You hate to watch another tired man lay down his hand
like he was giving up the holy game of poker
And while he talks his dreams to sleep
you notice there's a highway
that is curling up like smoke above his shoulder
It's curling up like smoke above his shoulder.
You tell him to come in sit down
but something makes you turn around
The door is open you can't close your shelter
You try the handle of the road
It opens do not be afraid
It's you my love, you who are the stranger
It is you my love, you who are the stranger.
Well, I've been waiting,
I was sure we'd meet between the trains
we're waiting for
I think it's time to board another
Please understand, I never had a secret chart
to get me to the heart of this or any other matter
Well he talks like this
you don't know what he's after
When he speaks like this, you don't know what he's after.
Let's meet tomorrow if you chose upon the shore,
beneath the bridge
that they are building on some endless river
Then he leaves the platform for the sleeping car that's warm
You realize, he's only advertising one more shelter
And it comes to you, he never was a stranger
And you say ok the bridge or someplace later.
And then sweeping up the jokers that he left behind
you find he did not leave you very much
not even laughter
Like any dealer he was watching for the card
that is so high and wild he'll never need to deal another
He was just some Joseph looking for a manger
He was just some Joseph looking for a manger.
And leaning on your window sill
he'll say one day you caused his will
to weaken with your love and warmth and shelter
And then taking from his wallet an old schedule of trains
he'll say I told you when I came I was a stranger
I told you when I came I was a stranger.


[from his first album
when he was already a less or more renowned poet:
Songs of Leonard Cohen, 1967]
.

Nieuws vanwege Friedrich (vanuit de Hades!)

.
[met dank aan Lisa Boucher, Québec]

Onze ouwe vriend, Friedrich Engels, (voor wie katholiek onderwijs heeft gevolgd en ook voor zij die na 1990 GemeenschapsOnderwijs hebben moeten doorstaan) de levenscompagnon en geldschieter van Karl Marx, schreef het reeds in 1876 in zijn essay "De Rol van de Arbeid in de Transformatie van Aap naar Mens" (opgenomen in zijn "Dialektik der Natur"): Het is onze levenswijze als mens, de arbeid dus, die onze hersenen heeft ontwikkeld en niet andersom. Ik volgde hem, op basis van recente studies en met kleine en grote dank aan biologe en wetenschapsphilosophe Karin Verelst, in mijn "Gedwongen Copulatie: Natuur en Cultuur in de Evolutionaire Psychologie" (WWOW, 2007; geschreven in de winter 2005-2006, maar geen uitgever zag er brood in; dus maar World Wide Alliance of Writers; zie Google).

Dit eerder Lamarckiaans dan Darwiniaans inzicht (hoewel in veel van zijn analyses was Darwin volledig conform aan Lamarck) werd sindsdien ook nog bevestigd door de neuropsychoanalyse (de Brit Mark Solms, de Canadese Helen Mayberg en nog een paar anderen): psychotherapie wijzigt de structuur van de hersenen. En de samenwerking van de Dalai Lama met neurowetenschappers toonde aan dat dit ook geldt voor meditatie.

Nu hieronder een studie die het effect van kindertrauma's op het brein maar ook op het DNA, het erfelijk genoom, bewijst. En dit in het Darwin-jaar! Het Darwin-jaar wordt eerder een Marx Revival Jaar dan een triomf voor de biologie of in ieder geval geen triomf van het platte biologisme, dat de mens niet in zijn levenswijze bestudeert maar enkel oog heeft voor zijn genetica (Marx & Engels hielden de biologsiche literatuur nauwgezet in het oog).

http://www.douglas.qc.ca/news/details.asp?l=e&ty=a&id=519&yr=2009

Childhood trauma has life-long effects on genes and the brain
2009/02/23

Study confirms effects of early environment in brains of suicide victims

McGill University and Douglas Institute scientists have discovered that childhood trauma can actually alter your DNA and shape the way your genes work. This confirms in humans earlier findings in rats, that maternal care plays a significant role in influencing the genes that control our stress response. Using a sample of 36 brains; 12 suicide victims who were abused; 12 suicide victims who were not abused and 12 controls, the researchers discovered different epigenetic markings in the brains of the abused group. These markings influence the hypothalamic-pituitary-adrenal (HPA) function, a stress-response which increases the risk of suicide.

This research builds upon findings published last May that showed how child abuse can leave epigenetic marks on DNA. But, in this, the first study of its kind, Moshe Szyf, PhD, a professor in the Department of Pharmacology and Therapeutics; Gustavo Turecki, MD, PhD, associate professor in the Department of Psychiatry who practices at the Douglas Mental Health University Institute; Michael Meaney, PhD, a professor in the Departments of Psychiatry and Neurology and Neurosurgery, who is also at the Douglas; and McGill postdoctoral research fellow Patrick McGowan have built on their world-renowned epigenetics work to uncover how parental care affects the DNA in the brains of a group of Quebec male suicide victims who suffered abuse as children.

The study is published in the journal Nature Neuroscience. “We know from clinical experience that a difficult childhood can have an impact on the course of a person's life”, said Dr. Turecki. “Now we are starting to understand the biological implications of such psychological abuse,” added Moshe Szyf. “The function of our DNA is not as fixed as previously believed, said Michael Meaney. “The interaction between the environment and the DNA plays a crucial role in determining our resistance to stress thus the risk for suicide. Epigenetic marks are the product of this interaction.”

Epigenetics is the study of changes in the function of genes that don't involve changes in the sequences of DNA. The DNA is inherited from our parents; it remains fixed throughout life and is identical in every part of the body. During gestation and even later in development, however, the genes in our DNA are marked by a chemical coating called DNA methylation. These marks are somewhat sensitive to one's environment, especially early in life. The epigenetic marks punctuate the DNA and program it to express the right genes at the appropriate time and place.

The researchers discovered that maternal care influences hypothalamic-pituitary-adrenal (HPA) function in the rat through epigenetic programming of certain receptors in the brain. In humans, child abuse alters HPA stress responses and increases the risk for suicide. In previous studies in laboratory rats, the group proved that simple maternal behaviour such as mothers who licked their pups during early childhood has a profound effect on the epigenetic marks on specific genes and effects on behaviour in ways that are sustained throughout life. However, these effects on gene expression and stress responses can also be reversed in adult life through treatments known to affect the epigenetic mark known as DNA methylation. The brain samples in the latest study came from the Quebec Suicide Brain Bank, administered by Dr. Turecki of the Douglas Mental Health University Institute.

With the support of the Bureau du Coroner du Québec (Office of the Chief Medical Examiner), the McGill Group for Suicide Studies (MGSS) founded the Quebec Suicide Brain Bank (QSBB) at the Douglas Mental Health University Institute, to promote studies on the phenomenon of suicide. Research carried out on brain tissue can help develop intervention and prevention programs to help people suffering mental distress and who are at risk of committing suicide. The research was funded by the Canadian Institutes for Health Research and the National Institute of Child Health and Development (USA).

woensdag 25 februari 2009

Bij het Overlijden van een Grote Belg

.
Overal ter wereld is er sinds de 15de eeuw een scherp onderscheid tussen filosofie en theologie, behalve in Vlaanderen en Beieren.

Zoals Etienne Vermeersch (zijn grote vijand) in het Seminarie priesterdom studeerde, was de jeugddroom van Jaap Kruithof dominee te worden (Kruithof was qua "natie" Ollander en is wezenlijk altijd een calvinistische predikant gebleven, een priester om het Nietzscheaans te zeggen). Maar die beroepen waren toen uit de mode, in tegenstelling tot anno 2009! Beiden werden dus maar "filosoof" op zijn Vlaamsch. Voor iemand die zijn loopbaan begon bij Hegelkenner Jean Hippolyte in Parijs, is het academisch cv van Kruithof gewoonweg beschamend. Niemand heeft er dan ook ooit maar aan gedacht werk van Kruithof te vertalen, behalve in het West-Vlaams of het Limburgs.

In 1999 vroeg "men" me een Inleiding over Jaap Kruithofs werk te schrijven voor een gastcollege dat hem op de VUB werd aangeboden. Het gastcollege werd terecht meteen afgevoerd. Een Universiteit is een plaats voor wetenschap, niet voor opiniemakerij: daarvoor moet je inderdaad op Radio Centraal of op Klara zijn.

Op en.wikipedia vind je alleen iets over de Kruithof curve in de optica. Soit, een groot musicoloog en een onbenullige filosoof is overleden.

Jaap had een diepe maar oprechte minachting voor gewone mensen. Hij vond dat de mensen zich dood consumeerden. Maar gewone mensen hadden thuis geen 5.000 cd's. Die van elitaire Jaap waren natuurlijk niet van The Spice Girls maar van Bach, Beethoven en Brahms: dat was geen consumptie maar goede smaak, zei ie en hij meende dat. Tja, zo ben je een grote meneer natuurlijk. Atheïsten hebben nu eenmaal meer behoefte aan idolen, martelaren en heiligen dan gelovigen. Samen met de andere elitaire tenoren van Charta 91 (Tom Lanoye, Eric Corijn, ...), die het cordon sanitaire rond het Vlaams Blok er doorduwden, is hij helaas medeverantwoordelijk voor het succes van dat Blok en het feit dat het Blok zoveel stemmen van gewone socialisten binnenhaalde. Lef en moed had ie wel, dat geef ik toe. Maar hij was dan ook zeer mediageil. Men verwijt me nu op Facebook dat ik gewoon jaloers ben omdat niemand voor mij een personencultus (is Kruithof een Stalin?) wil organiseren. Misschien ben ik jaloers op zijn roem ("Roem wil ik wel, maar beroemd zijn? Nooit!" Fernando Pessoa), maar niet op de onzin die hij geschreven heeft en zeker niet op zijn minachting voor gewone mensen. Mocht ik een personencultus rond mijn persoon willen, dan had ik het wel anders aangepakt in mijn leven en wat meer konten gelikt. Ik heb trouwens moeite om mijn fans (al vormen ze geen massa) van mijn lijf te houden.

Verder over de doden dus niets dan goeds. Het was soms een grappig man en zijn humor lustte ik wel. Maar eigenlijk had hij een slecht karakter. Als hij je niet kende en je sprak hem tegen op een publiek debat, maakte hij je met een paar retorische truukjes belachelijk, wetende dat zijn fans in de zaal zouden applaudiseren bij om het even wat hij maar op de juiste toon uitkraamde; daarna zei hij je op café dat je eigenlijk gelijk had en als ie dan hoorde dat je zelf ook aan de universiteit werkte, boog hij zelfs voor je bij het afscheid en hij noemde je een "groot marxist". En men vraagt me voor zo'n heerschap respect te hebben ... Met gans Antwerpen (waar Kruithof vandaan kwam), maar niet met de Chinees die in me huist (ik ben trouwens een boek over Confucius aan het lezen, da's wat hoogstaander dan dat neoboeddhisme dat zo populair is in Kruithofland).

***

Ik vind mijn Intro tot Kruithof niet onmiddellijk meer terug. Ik zal het bij mijn verhuis wel op straat hebben gezet. Ik herpubliceer hier dan maar mijn stuk dat verscheen in het Vlaams Marxistisch Tijdschrift (2001, jaargang 35, nr. 2) naar aanleiding van Kruithofs boek over het neoliberalisme.


Het Afwezige Alternatief

Eric Rosseel

Intro

De kracht van het 19ste eeuwse marxisme bestond erin dat het niet alleen een koel zakelijk inzicht bood in het functioneren van het kapitalistisch systeem maar ook een voor de arbeidersmassa’s aantrekkelijk politiek alternatief bood. Het ontleedde de maatschappelijk en technologische omwentelingen die het kapitalisme veroorzaakte, analyseerde zijn krisissen, beschreef hoe de privé-toeëigening van de meerwaarde van de arbeid de globale vooruitgang van de mensheid in zijn geheel en de emancipatie van iedere enkeling afzonderlijk in de weg stond. Dit marxisme was in een ietwat simplistische vorm bevattelijk voor de weinig geschoolde arbeiders die daarmee hun intuïtief aanvoelen van de tegenstelling tussen ‘wij’ (de arbeiders) en ‘zij’ (de kapitalisten) konden aanscherpen. Maar daarnaast bood het marxisme ook opening naar een politiek alternatief voor een andere samenleving waar de kapitalistische tegenstellingen zouden opgeheven zijn. Het idee van het gemeenschapsbezit van de produktiemiddelen en van de klasseloze samenleving werd door Lenin in een staatssocialistische vorm vertaald en dat bleek een schot in de roos. Lenin en zijn erfgenamen bleken bekwaam in een versneld tempo als het ware uit het niets een industriële samenleving van hoog niveau op te zetten, dit alles onder strikte coördinatie van de Partij (i.e. de Staat). In het Westen ijverden de communistische en socialistische partijen eveneens voor meer staatscontrole over de economie maar zij hoopten via het algemeen stemrecht en niet via een gewelddadige revolutie aan de macht te komen. Dit is hen niet gelukt maar ondertussen konden zij met hun electorale en syndicale druk toch een welvaartstaat opbouwen die institutioneel onder controle stond van de Staat. In deze instituties zaten hun ‘mannetjes’ veelal op sleutelposities.

Het étatisme van de socialistische partijen in het Westen en de teloorgang van het communisme in Oost-Europa verschijnen binnen dit perspectief als convergerende verschijnselen. In het Westen kon geen weerwerk geboden worden aan de transformatie van wat men de nationele economieën noemde tot het netwerk van de multinationals. Er was gewoonweg geen nationale economie meer die kon genationaliseerd worden en daarmee werden de socialistische partijen onthoofd van hun voornaamste programmatorische doelstelling. In Oost-Europa slaagde de Staat er anderzijds niet in de overgang te maken naar een post-industriële samenleving. Het Oosteuropees staatscommunisme stuikte ineen en Oost-Europa verwerd tot een periferie van de door de multinationals gecontroleerde wereldeconomie. Marxistisch links is in staat al deze evoluties te duiden, maar in tegenstelling tot het marxisme van de vorige eeuwwisseling kan ze geen alternatief naar voren schuiven. Ter linkerzijde van de sociaal-democratie is er voor het ogenblik geen enkele beweging die over het vermogen beschikt massale aanhang te vinden voor een welomlijnd en aantrekkelijk anti-kapitalistisch alternatief. Geen enkele beweging bezit een eigentijdse blauwdruk van een alternatieve samenleving en geen enkele beschikt over de programmatorische en electorale slagkracht om als een soort zweeppartij de socialistische en sociaal-democratische partijen onder druk te zetten om haar huwelijk met het neo-liberalisme op te geven. We zitten met de handen in het haar, soms wanhopig, soms overtuigd dat deze intellectuele impasse niet eeuwig kan duren. Wie hoopte dat het ideologisch anti-produktivisme van de Groenen de weg zou wijzen naar een rood-groen alternatief, moet vaststellen dat de Groenen daar waar ze politieke macht veroverd hebben, getuigen van een verbazend pragmatisme en dat in hun discours nog weinig ruimte is voor 'deep ecology'.

We willen deze impasse illustreren enerzijds aan de hand van Kruithofs koele analyse van het neoliberalisme en aan de hand van de zogenaamde ‘ethische verontwaardiging’ van de Vlaamse sociaal-democraten anderzijds. Kruithof levert een dimensievolle kijk op het hedendaagse wereldsysteem maar hij biedt geen politiek coherent en haalbaar alternatief. De socialisten, zeker zij die zich liever sociaal-democraten noemen, zetten zich in voor het recht trekken van sociale ongelijkheden. Daarvoor beroepen zij zich niet op een klare visie op de mechanismen die deze ongelijkheden voortbrengen maar verwijzen naar hun ethische verontwaardiging als inspiratiebron van hun politiek handelen.


Het 'Grote Verhaal' van Jaap Kruithof

Jaap Kruithofs nieuwste boek 'Het Neoliberalisme' is een best-seller geworden. Dat maakt het boek meteen ietwat verdacht, verdacht in de zin dat het vragen oproept naar de oorzaken en de redenen van dit commercieel succes. Het boek heeft blijkbaar een dusdanig 'ideologisch' gehalte dat veel mensen zich geroepen voelen hun sociale, economische en politieke leefomgeving in Kruithofs beschrijving van het neoliberalisme te herkennen. Voor Vlaanderen (en Nederland) is het boek ook origineel. Er is totnogtoe in het Nederlands taalgebied wellicht geen boek verschenen dat op een dergelijke systematische en tegelijk heldere wijze de ravage beschrijft die het neoliberalisme op ecologisch, sociaal, cultureel en politiek gebied aanricht of aangericht heeft. Op Europees niveau gezien is het boek echter déjà vu: het boek bevat weinig originele analyses. Het is een bijzonder leerrijke inventaris van diverse aspecten van het neoliberalisme, maar bitter weinig van deze aspecten zijn echt oorspronkelijk. De analyse van de uitholling van de politieke soevereiniteit van de Natie-Staten bijvoorbeeld is reeds ontleed door diverse auteurs en heel wat van dit werk is in het Nederlands vertaald. Ik denk in dat verband bijvoorbeeld aan Jean-Marie Guéhenno's Het Einde van de Democratie (Guéhenno, 1994) of aan Susan Strange's The Retreat of the State (Strange, 1996). In zijn geheel genomen is Kruithofs betrachting om de totaliteit van het neoliberalisme te ontleden echter geslaagd te noemen. Het boek is bijzonder toegankelijk, zoals de vele andere boeken die hij voordien geschreven heeft (Rosseel, 2001). Maar net zoals Arbeid en Lust of De Mens aan de Grens en andere van zijn boeken bevat 'Het Neoliberalisme' nauwelijks referenties naar andere auteurs of zienswijzen. Gebrek aan eruditie en belezenheid (zo verwijst hij naar Ulrich waar Ulrich Beck hoort te staan)?

We durven echter beweren dat de toegankelijkheid van het boek en dus zijn commercieel succes te wijten is aan het feit dat Kruithofs ontleding van het neoliberalisme in wezen simplistisch is. Simplistisch niet in de zin dat van de lezer geen bijzonder hoog IQ wordt verwacht. Maar simplistisch in de etymologische wortel van dit woord: één-voudig ('simplex'). Alle hedendaagse sociale, culturele en politieke evoluties worden tot één enkele dynamische kracht teruggebracht: die van het als een pletwals over de planeet rollend neoliberalisme. Maar zelfs deze omschrijving is niet accuraat. Kruithof analyseert het neoliberalisme niet zozeer als een dynamische kracht maar veeleer als een bevroren feitelijkheid. Alle maatschappelijke evoluties worden beschreven als aspecten van het gegeven dat de megasystemen van het neoliberalisme de totaliteit van het maatschappelijk gebeuren bepalen. Tot zaken als de wet-Lejeune op de voorwaardelijke in vrijheid stelling worden aangeraakt. Kruithofs aanpak is m.i. echter volkomen 'a-historisch': hij geeft niet aan binnen welke spanningen tussen de maatschappelijke krachten (de 'klassenstrijd') het neoliberalisme vorm heeft gekregen en hij geeft evenmin aan binnen welke dynamiek dit neoliberalisme zich verder zal ontwikkelen of teloorgaan. Begeeft hij zich op geschiedkundig vlak, dan blijft het meestal bij een beschrijving van een fenomeen in diverse tijdsperiodes, zo bijvoorbeeld met betrekking tot het individualisme (op zichzelf een veel complexer begrip dan de wijze waarop Kruithof het behandelt) of de fasering in de fundering van de ethiek. Gesteld zou kunnen worden dat Jaap Kruithofs analyse het neoliberalisme eigenlijk als een stabiel, evenwichtig systeem beschouwt. Zijn neoliberalisme heeft geen werkelijk verleden en dus ook geen toekomstperspectief, bvb. als een overgang naar een andere (betere) maatschappijvorm.

Hoe dan ook, de opkomst van het neoliberalisme wordt m.i. beter geanalyseerd als het produkt van gewijzigde krachtsverhoudingen tussen Arbeid en Kapitaal. De arbeidersbeweging streeft ernaar toegang te krijgen tot de producten en diensten die door arbeid worden geproduceerd. Arbeiders en bedienden willen hun koopkracht verhogen en de kwaliteit van hun bestaan verbeteren ('meer én beter'). Aan de andere kant is het Kapitaal voortdurend begaan met de verhoging van de productiviteit (door levende arbeid door dode arbeid te vervangen) en de daarmee verbonden winsten. In de laatste voorbije 25 jaar is het Kapitaal erin geslaagd de arbeidersbeweging dermate te verzwakken dat het vrij spel kreeg om een zoveelste omwenteling van de productietechnologie en van de organisatie van de arbeid door te voeren, de sociale zekerheid aan te tasten, de arbeidsmarkten te dereguleren, nieuwe regio's binnen de sfeer van het kapitalistisch systeem te brengen, nieuwe commerciële produkten en diensten te leveren, enz. De krachtsverhoudingen liggen echter niet voor eeuwig en altijd vast en we mogen verwachten dat wanneer de economische groei en de daling van de werkloosheid voortduren de arbeidersbeweging weer aan slagkracht zal winnen en dus vermoedelijk zal radicaliseren.

Jaap Kruithof is altijd een totalileitsdenker geweest, ik zou bijna schrijven een 'totalitair' denker (Rosseel, 1996). Hij heeft aan de ene kant de obsessie om als een perfectionist alles te kategoriseren en te schematiseren. Zijn Ethicologie en zijn De Zingever zijn daar twee bekende voorbeelden van, maar ook in Arbeid en Lust en De Mens aan de Grens gaat hij er op het vlak van schematisering, tabellisering en kategorisering flink tegen aan (Rosseel, 2001). Hetzelfde geldt voor 'Het Neoliberalisme': geregeld maakt Kruithof scherpe distincties tussen zaken en toestanden die nauw met elkaar verweven zijn, ik denk bijvoorbeeld aan de vier basiskrachten of machten (p.25), de drie types van relatie tussen top en basis (p.146) of de plaatsen waar macht zich bevindt (p.191). Door de schematisering en kategorisering wordt de leesbaarheid misschien verhoogd. Maar zo worden, ondanks de schijn van wetenschappelijkheid en methodologische orthodoxie en rigoreusiteit, alle maatschappelijke fenomenen éénduidig, ééndimensionaal en non-dialectisch. Dat is des te merkwaardiger omdat Kruithof in zijn filosofische opleiding sterk begaan was met Hegel: zijn doctoraat ging over een aantal aspecten van Hegel's filosofie.

Een tweede aspect van Kruithofs totaliteitsdenken, in het geheel van zijn oeuvre sinds 1980 en ook nu, is gelegen in het feit dat zijn ecocentrisme en verwerping van het antropocentrisme descriptief én normatief voorhouden dat het individu slechts een element of een component is van een totaliteit en dat die planetaire totaliteit primeert op de bestaan van de mens als soort en zeker op het bestaan van de mens als enkeling. Kruithof is in alle opzichten een anti-subjectivist en anti-individualist: het maatschappelijk gebeuren kan niet vanuit de visie van een enkeling (tenzij Kruithof zelf?) begrepen worden. Het is dan ook niet duidelijk wat Kruithof precies bedoelt als hij de term 'emancipatorisch' in de mond neemt. Met zijn moraliserend anti-subjectivisme krijgt Kruithofs denken de allure van een duidelijke, ideologische boodschap: de mens moet zich onderwerpen aan de natuurlijke evenwichten en de enkeling kan én moet met deze totaliteit een wezenlijk religieuze verhouding aangaan. Kruithofs anti-individualisme en anti-antropocentrisme is totaal: ontologisch én ethisch. De mens is een element of component van een (ecologische) totaliteit en de mens moet zich schikken naar deze totaliteit. Binnen de context van de onzekerheid en de morele eenzaamheid van de mensen in het actueel samenlevingsverband kan Kruithofs visie kritisch beschouwd worden als een ideologie die toelaat dat mensen van diverse pluimage hun 'lijden' en hun onmacht zin kunnen geven.

Het derde en meest belangrijke aspect van Kruithofs totaal-visionaire aanpak hebben we eigenlijk reeds aangegeven. Kruithof beschrijft het neoliberalisme als het gevolg van de werking van één enkele (kapitalistische) kracht die alles in zijn greep heeft. De neoliberalistische megasystemen controleren het ganse doen en laten op deze planeet. De politieke instituties hebben geen vat op deze megasystemen; onze levensstijlen en consumptiepatronen worden door de belangen van deze megasystemen bepaald; enzovoort. Hoezeer Kruithof ook oproept tot verzet, zijn analyse maakt op die manier elk verzet in wezen onmogelijk. Als het neoliberalisme vrijheid toelaat, m.a.w. aan individuen of groepen de mogelijkheid biedt afstand te nemen en zo te revolteren, dan krijgt deze vrijheid soms het karakter van wat Herbert Marcuse in zijn tijd aanduidde als 'repressieve tolerantie'. Over de sociaal-democraten valt blijkbaar niet meer te zeggen dan dat ze 'tuk zijn op regeringsdeelname', wat een 'materialistische, niet-idealistische' verklaring zou zijn (p.512). Zoals op veel andere momenten schuwt Kruithof de vermenging niet van vakfilosofische begrippen (zoals 'materialisme' en 'idealisme') met de lekenbetekenis van deze begrippen.

Bovendien staat Kruithof zeer dubbelzinnig tegen de vorm die het verzet zou kunnen aannemen. Zoals Marc Vandepitte in het vorig nummer van VMT aangeeft (Vandepitte, 2000), staat Kruithofs voorstel om het heroveren van de politieke staatsmacht haaks op het feit dat hij de politiek en de overheden voorstelt als totaal uitgehold door de allesoverheersende macht van de megasystemen. Van de vakbeweging verwacht Kruithof blijkbaar weinig heil. Hij richt zich uitsluitend op de 'nieuwe sociale bewegingen', maar deze focusen doorgaans op één aspect van de actuele maatschappelijke situatie, daar waar Kruithof een fundamenteel verzet verwacht. Het is niet zonder meer gegeven dat actiegroepen die zich buiten het neoliberalisme proberen te plaatsen, zo maar per definitie naar vooruitgang stevenen. Maar zoals zovele door hem aangevoerde begrippen, blijft in zijn analyse het begrip 'vooruitgang' bijzonder vaag, om niet te zeggen afwezig.

Kruithofs voorstellen tot verzet en revolte zijn op zijn minst gezegd dubbelzinnig en doen de wenkbrauwen fronsen. Daar is eerst en vooral het pessimisme: slechts een heel kleine minderheid van de bevolking zou overtuigd zijn van de noodzaak tot verandering en van deze minieme minderheid zou dan nog slechts een fractie ('een kleine lucide achterban') openlijk tot actie willen overgaan. Hoe Kruithof tot deze stellingname komt is me volkomen duister. Het ongenoegen bij de bevolking over de gang van zaken op nationaal en internationaal vlak is ontegensprekelijk veel groter, al vertaalt een deel van deze ontevreden groep zijn ongenoegen (zijn 'verzuring') in extreem-rechts stemgedrag. Kruithof bedoelt met zijn 'lucide achterban' wellicht het geringe aantal mensen dat precies in dezelfde termen denkt als hijzelf. Een tweede tegenstrijdigheid heeft te maken met het feit dat Kruithof wenst dat het verzet gecoördineerd wordt, liefst door een politieke partij. In de praktijk betekent dit m.i. dat de organisatie van het verzet de vorm aanneemt van een groep, een apparaat waarin een voorhoede van 'natuurlijke' leiders zeggenschap hebben over volgelingen. Dit ruikt naar een bolsjevistisch-leninistische partijconceptie. Men voelt in zijn analyse hoe dan ook de heimwee naar een leninistische partij, al zal Kruithof dit vermoedelijk niet toegeven. Niet alleen is een dergelijke nostalgie na de ervaringen van de 20ste eeuw een onhoudbaar perspectief, ze strookt ook niet met Kruithofs politieke opstelling als individu. Kruithof heeft immers reeds herhaaldelijk beweerd dat hij zich het meest verwant voelt met de maoïsten van de PvdA, maar niet tot de PvdA kan toetreden omwille van haar hiërarchische en stalinistische structuur. De vraag is natuurlijk wat met coördinatie bedoeld wordt. Een hiërarchische jacobijnse coördinatie is m.i. niet meer denkbaar, meer zelfs, reactionair. Maar heterarchische verbanden of netwerken tussen bvb. de nieuwe sociale bewegingen en de 'traditionele' vakbonden openen wel een breder perspectief. Kruithofs verzet is evenwel puur negatief. Kruithofs verzet beoogt het neoliberalisme te bestrijden, is tegen het neoliberalisme, maar is nergens voor. Het verzet hangt op die manier in het luchtledige en wordt pas als verzet erkend als het beweert zich rechtstreeks te verzetten tegen de megasystemen. Kruithof vermeldt bijvoorbeeld het Animal Liberation Front, maar hoedt zich ervoor om er een evaluatieve uitspraak over te doen. Nochtans belooft Kruithof de rijken der aarde dat ze 'nog heel wat agressie zullen oproepen'. Agressie is evenwel doelloos geweld en niet voldoende om van verzet te spreken.

Dat Kruithof geen alternatief biedt - het verwijt dat de meeste commentatoren van zijn 'Het Neoliberalisme' laten horen - is dus voor mij evenwel helemaal geen verrassing. Hoezeer hij ook oproept tot verzet en de noodzaak tot verzet onderstreept, hoezeer hij op deelfacetten van de samenleving reformistische verbeteringen voorstelt (bvb. op het vlak van de staatsinstituties), zijn voorstelling van het neoliberalisme maakt dat elk verzet niet als dusdanig wordt erkend. Alles ligt immers binnen de greep van dat monolithisch neoliberalisme. Al ons denken, doen en laten is vergiftigd zoals bespoten gewassen. Kruithof kan geen alternatief bieden, want hij kan omzeggens geen enkele vorm van verzet als gedegen accepteren. Door alles te beschouwen als in de ban en de greep van de neoliberalistische megasystemen, sluit Kruithof de weg naar elk democratisch haalbaar en perspectiefvol alternatief. Door te verzuimen om het neoliberalisme in een historisch perspectief te plaatsen, is er ook geen toekomstperspectief. In Kruithofs 'Het Neoliberalisme' is dan ook geen plaats voor utopisch denken. Zoals Marc Vandepitte (2000) terecht opmerkt is het niet eens duidelijk of Kruithof het kapitalisme wel door een socialistische samenlevingsvorm wil vervangen. Nochtans worden er tegenwoordig opnieuw utopieën geformuleerd. Ik denk met name aan Jacques Attali's vrij concrete utopie van de fraternité die ruimte krijgt nadat de historische utopieën van de liberté en de égalité bewezen hebben op zichzelf niet in staat geweest te zijn een sociaal rechtvaardige en progressieve maatschappij voort te brengen (Attali, 1999).

Er zijn inderdaad mijns inziens diverse tekenen die aangeven dat het neoliberalisme zijn hoogtepunt aan het bereiken is. De golf van eisen voor loonsverhogingen (zowel in de profit sector als de non-profit sector) die België en eigenlijk gans Europa kenmerkt nu de werkloosheid is gedaald en de economie gezonder is; de akties rond de vergadering van de Wereldhandelsorganisatie in Seattle, rond de vergadering van het Internationaal Monetair Fonds in Praag en rond de Europese top in Nice; de offensieve intentie van SP-voorzitter Patrick Janssens poging om de SP te profileren als een partij die in de eerste plaats zijn pijlen richt op de heersende sociale ongelijkheden; de heroprichting van een Vlaamse Kommunistische Partij; het zijn allemaal tekenen die erop wijzen dat er op diverse vlakken wel degelijk verzet mogelijk is en dat één en ander misschien stilaan in beweging is. Het probleem met Jaap Kruithof is dat hij bijvoorbeeld deze eisen voor loonsverhogingen als plat-materialistisch zal afvoeren, Patrick Janssens' voornemens als electorale strategie zal bestempelen, enzovoort. Kruithof verwacht meteen absoluut verzet en meteen gecoördineerd verzet. Ik zou zelfs durven beweren dat het verzet, zoals Kruithof dit schildert, een sacraal-religieuze ingesteldheid behoeft. Ik heb echter meer aan meer 'materialistische' analyses zoals bvb. deze van Boris Kagarlitsky die in zijn The Return of Radicalism de mogelijkheid van een nieuwe radicale reconfiguratie van de traditionele organen van de arbeidersbeweging vooropstelt (Kagarlitsky, 2000). Kruithof heeft nauwelijks ogen voor de wijze waarop de arbeidersbeweging, eens ze zich heeft hersteld van de klappen die het neoliberalisme haar heeft uitgedeeld, met de formulering van nieuwe eisen op termijn de grondvesten van het kapitalisme kan aanvechten en zich radikaler opstellen. Ondanks zijn anti-individualisme geeft Kruithofs 'Het Neoliberalisme' de indruk dat het verzet zijn oorsprong vindt op het niveau van het geïsoleerde individu, dat bezocht door één of andere geest, tot een soort bewustzijnssprong komt.

Verzet zit altijd besloten binnen de dynamiek van het kapitalistisch systeem: het maakt er integraal deel van uit. Verzet wordt dus niet bewerkstelligd door retorische oproepen, maar door de onevenwichtigheid van het systeem. De tegenstrijdigheden van het kapitalisme zelf inspireren tot diverse vormen van revolte, individueel of collectief. Het verschil tussen mij en Kruithof is dat ik het doen en laten van de mensen zie als ingegeven door een ambivalente houding tegenover het neoliberalisme. De consumptiecultuur is én een aanpassing aan het neoliberalisme én een aanvechten van de hoge winsten die ondernemingen in dit systeem kunnen realiseren. Om een consumptiecultuur te kunnen handhaven moeten immers de lonen stijgen wat de kapitalisten er dan weer toe brengt nog meer levende arbeid door dode arbeid van nog meer gesofistikeerde machines te vervangen. Het neoliberalisme heeft evenwel de koopkracht van de wereldbevolking nodig om haar waren kwijt te raken en de meerwaarde te realiseren. Er zit dus wel degelijk dynamiek in het neoliberalisme en het is mogelijk deze dynamiek in termen van een vorm van klassenstrijd te analyseren. Kruithof suggereert echter dat de megasystemen onder elkaar afspraken hebben gemaakt om de wereld en de ganse planeet te domineren. Het is misschien omwille van deze 'komplot-theorie', die impliciet op bijna elke bladzijde voelbaar is, dat het boek zo'n commercieel succes is geworden. Diverse groepen van lezers kunnen in zijn vertoog een bevestiging zien van hun machteloosheid én van hun pogingen om tot een afgeronde visie op de hedendaagse samenleving te komen. Dit bevestigt op zichzelf onze overtuiging dat het percentage mensen dat een verandering noodzakelijk acht, hoger is dan Kruithofs 'lucide achterban'.

Aan de andere kant kan Kruithof en m.i. niemand een dergelijke 'komplot-theorie' hard maken. Het kapitalisme blijft ook onder het neoliberalisme in wezen een anarchisch systeem dat niet vanuit een of ander centraal punt wordt gedirigeerd. De kapitalisten lusten elkaar rauw zoals het altijd is geweest. Wij menen zelfs dat het neoliberalistisch kapitalisme meer anarchisch is dan zijn voorgangers. Het imperialisme en het kolonialisme werden waargemaakt door dirigistische Staten die werkten in opdracht van hun economische achterban. Door het suggereren van een gezamenlijke strategie van de megasystemen creëert Kruithof wat de postmodernisten mogelijk zouden aanduiden als een 'Groot Verhaal', zij het dat het geen heilsverhaal is.

Kortom, door het neoliberalisme voor te stellen als een totaal-systeem dat het ganse reilen en zeilen van onze planeet beheerst, wordt elk ruimte voor de formulering van alternatieven weggenomen. Achter de koele analyse van Kruithof schuilt een diepe afkeer over hoe wij allen (de 'anderen') vandaag leven en een diep pessimisme met betrekking tot het vermogen van de gewone loon- en weddetrekkenden om het 'systeem' te doorzien. Als de Vlaamse intellectuelen geen begrip en sympathie kunnen opbrengen voor wat de modale burger bezielt, dan rest hen inderdaad slechts afkeer en pessimisme.

zondag 22 februari 2009

......................... Europa ......................

.

voor kadee en haar kadees

bleek ligt ze uitgespreid over de vergeten kramp
van grenzen en kampen
niemand is nog voorbeeld
en iedereen jaagt zich op
als een verontwaardigde uitzondering
achterdochtig wordt er tegen elkaar aan geschurkt
in een vreemde toch alledaagse regen
in steden die in grotten zijn gaan wonen
en discotheken met inheemse Maginotlinies
besmeurde soldatenkerkhoven
die achterover leunen
nu het is volbracht
de dolk die blinkt in de rug van miljoenen
eens zo trots zo rijk en dicht bij de hoogste hemel

toch kan ik haar niet vergeten
haar gerekte eeuwen die meanderen in de bloedvaten
van mijn megalomane hersenen
lees ik voor we ze zwijgend en stom verbranden
verhalen in iers en zuidslavisch en koeterwaals

vermoeid na de lange reis
de vlucht vooruit van op de dampende Libanese laagvlakten
waar doorheen de donder van elke dag
een meedogenloze stilte alle harten snoert
en de paarden niet eens hinnikend nahijgen
afgunstig en wraakzuchtig – met nooit geziene ogen

toch kan ik haar niet vergeten
en haar kind dat geen ziel te griffen heeft
in Chinees speelgoed
ze weent bij de gedachte aan de vermiste
voor dood verklaarde Marco Polo

al heeft ze niets
dat ik bewaren wil in zilverfondsen
geen sonaten geen sonnetten
geen dromen laat staan een bedsponde
geen heilig menstruatiebloed
of een traktaat over Alzheimer en
de beloofde eeuwige jeugd
een denken dat in steenkoollagen
onherroepelijk gesplinterd is

niemand die zich herinnert of
hij haar heeft liefgehad op welk uur
in welk seizoen van welk schrikkeljaar
een weten dat bengelt aan Middeleeuwse galgen
een rode vlag uiteengerafeld in vergiftigde Albertkanalen
aan de voet van vernederde gletsjers

et qu’elle a vécu ce que vivent les roses
– l’espace d’un matin

de tranen die nu krijgsgevangen zijn
en een verloederd leven
dat niet eens heropvoedbaar is
kruisen waaraan vergeefs is gestorven

een winter die een laatste keer wil roepen
een hand die niet eens wuivend
in het bevel niet eens meer
zijn darmen ontlasten kan

toch kan ik haar niet vergeten
en die kinderen – wat moet van hen geworden?


[22/02/2009; 2:55-2:58]

zaterdag 21 februari 2009

wanhopige moeders

.
voor Kim D.

je vindt ze gelukkig niet in de hel
toch niet in het compartiment
waar Dante een plaats voor mij heeft voorzien
naast Sisyphus in het struikgewas

ze kijken vol nijd en afgunst
naar honden die door mannen worden gebeten

en colloceren hun eerste kind
al voordat de geklutste eicel is doorprikt

na 22 uur komen ze niet meer op straat
breien truien voor geheelonthouders
en slaken opgelucht een zucht als
's morgens op Frank's aangeven de zon opgaat

ze bidden vijf maal per dag
in rotsvast geloof hoop en liefde
en hebben levenslang berouw
voor die éne spookgedachte

die als een wandelende jood
tussen hun bijnieren dwaalt


[21 februari 2009; 16:30]

De Duivenmelker


Het wordt tijd dat Carolientje of iemand die erop lijkt, nog eens langskomt: het is verdomd weken geleden dat ik nog een levensblij gedicht geschreven heb. Er wordt tot in de Vlaamse Ardennen al over mij geklaagd. Maar S. in Aussieland doet het blijkbaar niet veel beter. De geest van de Mensheid zal in mijn fles zitten. (Niet alle mensen zijn Mens uiteraard, bitter weinig zelfs en hun aantal neemt zienderogen af.)

.

vrijdag 20 februari 2009

100 jaar Futuristisch Manifest

.1oo jaar geleden, 20 februari 1909, kreeg Filippo Tomasso Marinetti het gedaan om op de voorpagina van Le Figaro zijn futurisme aan te kondigen met zijn Manifeste du Futurisme. Uiteraard is dit toen aan Vlaanderen voorbijgegaan zoals ook deze verjaardag vandaag aan Vlaanderen voorbij is gegaan, op een klein artikeltje na in De Morgen.

Wij, Vlamingen, hebben ondertussen, in plaats van het verleden overboord te gooien, als een volk van anaal-gefixeerden, die de stront in hun darmen zo lang mogelijk bewaren om het niet aan mama en papa's potje te moeten afstaan, alles wat maar niet te zwaar is bijgehouden en in doodse kastjes gezet of in schoendozen onder ons bed geschoven. En zelfs dat wat te zwaar is voor één mens. Van postzegels, sigarenbandjes, oude munten, sleutelhangers, bierviltjes, luciferdoosjes, onderbroeken van Fabiola, oudheemse dorpen, kadavers, doodsprentjes, het Lapperfort-bos, het kasteel van Gavere, de dynastie, het parlement, oldtimers, knopen, lp's, Historia-punten, enzovoort.

Nu willen ze zelfs al de Planeet Aarde bewaren en de Mensheid ook nog. Hadden Marinetti en Boccioni het destijds geweten, ze waren niet in de Alpen gaan vechten, maar meteen Samber en Maas overgestoken.

*****************

Le Futurisme


M. Marinetti, le jeune poète italien et français, au talent remarquable et fougueux, que de retentissantes manifestations ont fait connaître dans tous les pays latins, suivi d'une pléiade d'enthousiastes disciples, vient de fonder l'Ecole du "Futurisme" dont les théories dépassent en hardiesse toutes celles des écoles antérieures ou contemporaines. Le Figaro qui a déjà servi de tribune à plusieurs d'entre elles, et non des moindres, offre aujourd'hui à ses lecteurs le manifeste des "Futuristes". Est-il besoin de dire que nous laissons au signataire toute la responsabilité de ses idées singulièrement audacieuses et d'une outrance souvent injuste pour des choses éminemment respectables et, heureusement, partout respectées? Mais il était interessant de réserver à nos lecteurs la primeur de cette manifestation, quel que soit le jugement qu'on porte sur elle.

Nous avions veillé toute la nuit, mes amis et moi, sous des lampes de mosquée dont les coupoles de cuivre aussi ajourées que notre âme avaient pourtant des cœurs électriques. Et tout en piétinant notre native paresse sur d'opulents tapis persans, nous avions discuté aux frontières extrèmes de la logique et griffé le papier de démentes écritures.
Un immense orgueil gonflait nos poitrines à nous sentir debout tous seuls, comme des phares ou comme des sentinelles avancées, face à l'armée des étoiles ennemies, qui campent dans leurs bivouacs célestes. Seuls avec les mécaniciens dans les infernales chaufferies des grands navires, seuls avec les noirs fantômes qui fourragent dans le ventre rouge des locomotives affolées, seuls avec les ivrognes battant des ailes contre les murs!
Et nous voilà brusquement distraits par le roulement des énormes tramways à double étage, qui passent sursautants, bariolés de lumières, tels les hameaux en fête que le Pô débordé ébranle tout à coup et déracine, pour les entrainer, sur les cascades et les remous d'un déluge, jusqu'à la mer.
Puis le silence s'aggrava. Comme nous écoutions la prière exténuée du vieux canal et crisser les os des palais moribonds dans leur barbe de verdure, soudain rugirent sous nos fenêtres les automobiles affamées.
– Allons, dis-je, mes amis! Partons! Enfin, la Mythologie et l'Idéal mystique sont surpassés. Nous allons assister à la naissance du Centaure et nous verrons bientôt voler les premiers anges! – Il faudra ébranler les portes de la vie pour en essayer les gonds et les verrous! Partons! Voilà bien le premier soleil levant sur la terre! ... Rien n'égale la splendeur de son épée rouge qui s'escrime pour la première fois dans nos ténèbres millénaires.
Nous nous approchâmes des trois machines renâclantes pour flatter leur poitrail. Je m'allongeai sur la mienne ...
Le grand balai de la folie nous arracha à nous-mêmes et nous poussa à travers les rues escarpées et profondes comme des torrents desséchés. Çà et là, des lampes malheureuses, aux fenêtres, nous enseignaient à mépriser nos yeux mathématiques.
– Le flair, criai-je, le flair suffit aux fauves! ...
Sortons de la Sagesse comme d'une gangue hideuse et entrons, comme des fruits pimentés d'orgueil, dans la bouche immense et torse du vent!... Donnons-nous à manger à l'Inconnu, non par désespoir, mais simplement pour enrichir les insondables réservoirs de l'Absurde!
Comme j'avais dit ces mots, je virai brusquement sur moi-même avec l'ivresse folle des caniches qui se mordent la queue, et voilà tout à coup que deux cyclistes me désapprouvèrent, titubant devant moi ainsi que deux raisonnements persuasifs et pourtant contradictoires. Leur ondoiement stupide discutait sur mon terrain ... Quel ennui! Pouah! ... Je coupai court et, par dégoût, je me flanquai dans un fossé ...
Oh! maternel fossé, à moitié plein d'une eau vaseuse! Fossé d'usine! J'ai savouré à pleine bouche la boue fortifiante!
Le visage masqué de la bonne boue des usines, pleine de scories de métal, de sueurs inutiles et de suie céleste, portant nos bras foulés en écharpe, parmi la complainte des sages pêcheurs à la ligne et des naturalistes navrés, nous dictâmes nos premières volontés à tous les hommes vivants de la terre:


Manifeste du Futurisme

1. Nous voulons chanter l'amour du danger, l'habitude de l'énergie et de la témérité.
2. Les éléments essentiels de notre poésie seront le courage, l'audace et la révolte.
3. La littérature ayant jusqu'ici magnifié l'immobilité pensive, l'extase et le sommeil, nous voulons exalter le mouvement agressif, l'insomnie fiévreuse, le pas gymnastique, le saut périlleux, la gifle et le coup de poing.
4. Nous déclarons que la splendeur du monde s'est enrichie d'une beauté nouvelle: la beauté de la vitesse. Une automobile de course avec son coffre orné de gros tuyaux, tels des serpents à l'haleine explosive... une automobile rugissante, qui a l'air de courir sur de la mitraille, est plus belle que la Victoire de Samothrace.
5. Nous voulons chanter l'homme qui tient le volant, dont la tige idéale traverse la terre, lancée elle-même sur le circuit de son orbite.
6. Il faut que le poète se dépense avec chaleur, éclat et prodigalité, pour augmenter la ferveur enthousiaste des éléments primordiaux.
7. Il n'y a plus de beauté que dans la lutte. Pas de chef-d'œuvre sans un caractère agressif. La poésie doit être un assaut violent contre les forces inconnues, pour les sommer de se coucher devant l'homme.
8. Nous sommes sur le promontoire extrême des siècles! .... A quoi bon regarder derrrière nous, du moment qu'il nous faut défoncer les vantaux mystérieux de l'impossible? Le Temps et l'Espace sont morts hier. Nous vivons déjà dans l'absolu, puisque nous avons déjà créé l'éternelle vitesse omniprésente.
9. Nous voulons glorifier la guerre, – seule hygiène du monde, – le militarisme, le patriotisme, le geste destructeur des anarchistes, les belles Idées qui tuent et le mépris de la femme.
10. Nous voulons démolir les musées, les bibliothèques, combattre le moralisme, le féminisme et toutes les lâchetés opportunistes et utilitaires.
11. Nous chanterons les grandes foules agitées par le travail, le plaisir ou la révolte; les ressacs multicolores et polyphoniques des révolutions dans les capitales modernes; la vibration nocturne des arsenaux et des chantiers sous leurs violentes lunes électriques; les gares gloutonnes avaleuses de serpents qui fument; les usines suspendues aux nuages par les ficelles de leurs fumées; les ponts aux bonds de gymnastes lancés sur la coutellerie diabolique des fleuves ensoleillés; les paquebots avantureux flairant l'horizon; les locomotives au grand poitrail qui piaffent sur les rails, tels d'énormes chevaux d'acier bridés de longs tuyaux et le vol glissant des aéroplanes, dont l'hélice a des claquements de drapeaux et des applaudissements de foule enthousiaste.

C'est en Italie que nous lançons ce manifeste de violence culbutante et incendiaire, par lequel nous fondons aujourd'hui le Futurisme, parce que nous voulons délivrer l'Italie de sa gangrène de professeurs, d'archéologues, de cicérones et d'antiquaires.
L'Italie a été trop longtemps le marché des brocanteurs qui fournissaient au monde le mobilier de nos ancêtres, sans cesse renouvelé et soigneusement mitraillé pour simuler le travail des tarets vénérables. Nous voulons débarasser l'Italie des musées innombrables qui la couvrent d'innombrables cimetières.
Musées, cimetières!... Identiques vraiment dans leur sinistre coudoiement de corps qui ne se connaissent pas. Dortoirs publics où l'on dort à jamais côte à côte avec des êtres haïs ou inconnus. Férocité réciproque des peintres et des sculpteurs s'entre-tuant à coups de lignes et de couleurs dans le même musée.
Qu'on y fasse une visite chaque année comme on va voir ses morts une fois par an! ... Nous pouvons bien l'admettre!... Qu'on dépose même des fleurs une fois par an aux pieds de la Joconde, nous le concevons!... Mais que l'on aille promener quotidiennement d­ans les musées nos tristesses, nos courages fragiles et notre inquiétude, nous ne l'admettons pas!...
Admirer un vieux tableau, c'est verser notre sensibilité dans une urne funéraire au lieu de la lancer en avant par jets violents de création et d'action. Voulez-vous donc gâcher ainsi vos meilleures forces dans une admiration inutile du passé, dont vous sor­tez forcément épuisés, amoindris, piétinés?
En vérité, la fréquentation quotidienne des musées, des bibliothèques et des académies (ces cimetières d'efforts perdus, ces calvaires de rêves crucifiés, ces registres d'élans brisés!...) est pour les artistes ce qu'est la tutelle prolongée des parents pour des jeunes gens intelligents, ivres de leur talent et de leur volonté ambitieuse.
Pour des moribonds, des invalides et des prisonniers, passe encore. C'est peut-être un baume à leurs blessures, que l'admirable passé, du moment que l'avenir leur est inter­dit ... Mais nous n'en voulons pas, nous, les jeunes, les forts et les vivants futuristes!
Viennent donc les bons incendiaires aux doigts carbonisés!... Les voici! Les voici!... Et boutez donc le feu aux rayons des bibliothèques! Détournez le cours des canaux pour inonder les caveaux des musées!... Oh! qu'elles nagent à la dérive, les toiles glorieuses! A vous les pioches et les marteaux!... sapez les fondements des villes vénérables.
Les plus âgés d'entre nous ont trente ans: nous avons donc au moins dix ans pour accomplir notre tâche. Quand nous aurons quarante ans, que de plus jeunes et plus vaillants que nous veuillent bien nous jeter au panier comme des manuscrits inutiles!... Ils viendront contre nous de très loin, de partout, en bondissant sur la cadence légère de leurs premiers poèmes, griffant l'air de leurs doigts crochus, et humant, aux portes des académies, la bonne odeur de nos esprits pourrissants déjà promis aux catacombes des bibliothèques.
Mais nous ne serons pas là. Ils nous trouveront enfin, par une nuit d'hiver, en pleine campagne, sous un triste hangar pianoté par la pluie monotone, accroupis près de nos aéroplanes trépidants, en train de chauffer nos mains sur le misérable feu que feront nos livres d'aujoud'hui flambant gaiement sous le vol étincelant de leurs images.
Ils s'ameuteront autour de nous, haletants d'angoisse et de dépit, et, tous, exaspérés par notre fier courage infatigable, s'élanceront pour nous tuer, avec d'autant plus de haine que leur cœur sera ivre d'amour et d'admiration pour nous. Et la forte et la saine Injustice­ éclatera radieusement dans leurs yeux. Car l'art ne peut être que violence, cruauté et injustice.
Les plus âgés d'entre nous n'ont pas encore trente ans, et pourtant nous avons déjà gaspillé des trésors, des trésors de force, d'amour, de courage et d'âpre volonté, à la hâte, en délire, sans compter, à tour de bras, à perdre haleine.
Regardez-nous! Nous ne sommes pas essoufflés... Notre cœur n'a pas la moindre fatigue! Car il s'est nourri de feu, de haine et de vitesse! Cela vous étonne? C'est que vous ne vous souvenez même pas d'avoir vécu! – Debout sur la cime du monde, nous lançons encore une fois le défi aux étoiles!
Vos objections? Assez! assez! Je les connais! C'est entendu! Nous savons bien ce que notre belle et fausse intelligence nous affirme. – Nous ne sommes, dit-elle, que le résumé et le prolongement de nos ancêtres. – Peut-être! soit!... Qu'importe?... Mais nous ne voulons pas entendre! Gardez-vous de répéter ces mots infâmes! Levez plutôt la tête!
Debout sur la cime du monde, nous lançons encore une fois le défi insolent aux étoiles!

F.-T. Marinetti (Le Figaro, samedi 20 février 1909)

.

uit Freya's leven gegrepen

.
Freya werd per email lastig gevallen door een onbekende man die haar zijn liefde betuigde. Hij kwam zelfs bij haar aanbellen met een bos rozen in de hand. De vriendelijkheid zelf. Ze had hem 5 minuten kunnen binnen laten natuurlijk, maar het was helaas geen verkiezingstijd. Ze had hem een kopje koffie kunnen aanbieden en even op socialistische wijze haar rok wat omhoog kunnen schuiven zoals ze zo gretig doet op verkiezingsaffiches en in verkiezingsfolders, zodat de arme man verder kon voor de rest van zijn leven.

Nee, hoor! Freya belde stante pede de politie en liet de man achter tralies zetten. Waarna ze de rozen toch maar in een vaas zette. Koopkrachtproblemen voor iedereen!

Guy Verhofstadt kreeg op de bank in het Stadspark wel zicht op een ander perspectief. Maar ja, Guy is een Burger en die onbekende aanbidder was maar een simpele loonarbeider, "krapuul" dus!

donderdag 19 februari 2009

Pessoa Square in Brussel (Place Flagey)

.

Participation in the opening ceremony of the Pessoa square (11/07/2008)

José Manuel Barroso in the centre of a mass of cameras in the opening ceremony of the Pessoa square in Brussels. This ceremony was a tribute to Fernando António Nogueira Pessoa (1888-1935), a Portuguese poet and writer, who is considered to be one of the most representative poets of the twentieth century.

Over Michel Houellebecq

.
LEVEN, LIJDEN , SCHRIJVEN - METHODE

[Thanks to D. V.]

Poëzie groeit op het massagraf der bedrogen verwachtingen; haar ware wortels bevinden zich echter in de hemel. Het valt dan ook te begrijpen dat ze niet bij machte is de mens met het leven te verzoenen. Wel kan ze een zwak maar duidelijk signaal afgeven aan hen die op het punt staan het bijltje erbij neer te gooien.

In een permanente, algehele oorlogssfeer bevindt de dichter zich in de frontlinie van alle levenden. Door zijn dagelijkse aanraking met het ondraaglijke zal hij worden blootgesteld aan de verleiding van desertie, de euthanasie. Hij moet zich verzetten, de waardigheid verachten, bestaan tot hij erbij neervalt. Wie werkelijk wil overleven, moet eerst zien te overleven in beperkte zin. Houd moed.

(Flaptekst)

ALLEREERST: HET LIJDEN

'De kosmos schreeuwt. Het beton getuigt van het geweld waarmee het tot muur is geslagen. Het beton schreeuwt. Het gras zucht onder de tanden van het dier. En de mens? Wat zullen we zeggen van de mens?'

De wereld is een zich ontplooiend lijden. Een kern van lijden ligt aan haar oorsprong. Elk bestaan is een expansie, en een verplettering. Alle dingen lijden, zozeer dat ze beginnen te zijn. Het niets trilt van pijn, zozeer dat het tot aanzijn komt: in een abject paroxisme.

De zijnden worden diverser en complexer, zonder iets van hun aanvankelijke aard te verliezen. Vanaf een bepaald bewustzijnsniveau verschijnt de schreeuw. De poëzie komt daaruit voort. De gearticuleerde taal eveneens.

De eerste dichterlijke stap bestaat erin terug te gaan naar de oorsprong. Te weten: het lijden.

De verschijningsvormen van het lijden zijn belangrijk; ze zijn niet wezenlijk. Elk lijden is goed; elk lijden is nuttig; elk lijden werpt zijn vruchten af; elk lijden is een hele kosmos.

Henri is één jaar. Hij ligt met vuile luiers op de grond; hij krijst. Zijn moeder loopt met klakkende hakken heen en weer door de betegelde ruimte, op zoek naar haar bh en haar jurk. Ze is bang te laat te komen voor haar afspraakje van die avond. Ze word gek van dat kleine ding vol stront dat daar op de tegels tekeergaat. Ook zij begint te schreeuwen. Henri's gekrijs verdubbelt. Dan vertrekt ze.

Henri is zijn dichterscarrière goed begonnen.

Marc is tien jaar. Zijn vader heeft kanker en ligt in het ziekenhuis op sterven. Dat op een versleten machine lijkende ding, verbonden aan een infuus en met slangen in de keel, dat is zijn vader. Alleen de blik leeft; er spreekt angst en lijden uit. Marc lijdt ook. Ook hij is bang. Hij houdt van zijn vader. En tegelijkertijd begint hij te verlangen dat zijn vader sterft, en zich daar schuldig over te voelen.

Marc zal hard moeten werken. Hij zal bij zichzelf die zo bijzondere, zo vruchtbare vorm van lijden moeten ontwikkelen: de Allerheiligste Schuld.

Michel is vijftien jaar. Geen meisje heeft hem ooit gekust. Hij zou willen dansen met Sylvie; maar Sylvie danst met Patrice en heeft daar duidelijk plezier in. Hij staat als verlamd; de muziek dringt door tot zijn merg. Het is een prachtige slow, onwerkelijk mooi. Hij wist niet dat je zo kon lijden. Tot dusver had hij een gelukkige jeugd gehad.

Michel zal nooit het contrast vergeten tussen de ontstellend mooie muziek en zijn door lijden verlamde hart. Zijn gevoeligheid is bezig vorm aan te nemen.

De wereld bestaat uit lijden omdat ze in essentie vrij is. Het lijden is het noodzakelijke gevolg van de vrije ruimte tussen de delen van het systeem. Dat moet u weten en zeggen.

U kunt het lijden niet in een doel veranderen. Het lijden is, en kan derhalve onmogelijk een doel worden.

Bij de wonden die het ons toebrengt, gaat het leven afwisselend hardhandig en arglistig te werk. Ken beide vormen. Beoefen ze. Zorg dat ze geen geheimen meer voor u hebben. Zie waarin ze verschillen en waarin ze overeenkomen. Veel tegenstrijdigheden worden daarmee opgelost. Uw stem zal aan kracht winnen, en aan reikwijdte.

Gezien de aard van de moderne tijd is er nauwelijks meer ruimte voor liefde, maar het ideaal van liefde is onverminderd. Aangezien het zoals ieder ideaal per definitie buiten de tijd ligt, kan het onmogelijk verminderen of verdwijnen.

Het gevolg is een bijzonder schril contrast tussen ideaal en werkelijkheid - een bijzondere rijke bron van lijdenservaringen.

De tienerjaren zijn belangrijk. Als het beeld dat u van de liefde hebt gevormd eenmaal voldoende ideaal, voldoende verheven en volmaakt is, bent u verloren.

Vanaf dat moment is niets voor u meer goed genoeg.

Als u geen omgang met een vrouw hebt (uit verlegenheid, lelijkheid of om wat voor reden ook), lees dan vrouwenbladen. Het lijden zal vrijwel gelijk zijn.

Tot de bodem van de afgrond van liefdeloosheid gaan. De haat tegen uzelf cultiveren. Haat tegen uzelf, minachting voor de anderen. Haat tegen de anderen, minachting voor uzelf. Alles op één hoop gooien. Samenvatten. In het tumult van het leven altijd de verliezer zijn. De kosmos als discotheek. Zoveel mogelijk frustraties opkroppen. Het dichterschap aanleren is het leven afleren.

Heb uw verleden lief of haat het, maar houd het altijd voor ogen. U moet uzelf volledig leren kennen. Dan zal uw diepere ik geleidelijk loslaten en wegglippen onder de zon, en uw lichaam zal achterblijven: opgeblazen, gezwollen, geïrriteerd; rijp voor nieuw lijden.

Het leven is een reeks vernietigingsexamens. De eerste examens halen, zakken voor de laatste. Niet slagen in uw leven, maar dan wel net niet slagen. En lijden, altijd lijden. U moet de pijn in al uw poriën leren voelen. Elk nietig deeltje van de kosmos moet u persoonlijk kwetsen. Toch zult u moeten blijven leven - in ieder geval een tijdje.

Verlegenheid moet niet worden versmaad. Men heeft die eigenschap weleens beschouwd als de enige bron van innerlijke rijkdom; dat is niet onjuist. De interessante mentale verschijnselen beginnen zich namelijk voor te doen op het moment van discrepantie tussen wil en daad. Een mens bij wie die discrepantie afwezig is, verschilt weinig van een dier. Verlegenheid is een voortreffelijk vertrekpunt voor een dichter.

Ontwikkel bij uzelf een diep ressentiment jegens het leven. Dat ressentiment is een noodzakelijke voorwaarde voor elke waarachtige kunstuiting.

Soms, dat is een feit, zal het leven u domweg als een buitenissige ervaring voorkomen. Maar het ressentiment zal altijd in de buurt moeten blijven, binnen handbereik - ook als u ervoor kiest het niet te uiten.En keer altijd terug naar de bron, namelijk het lijden.

Als u de anderen een mengeling van angstig medelijden en minachting inboezemt, weet u dat u op de goede weg zit. U kunt gaan schrijven.

ARTICULEREN

'Een kracht wordt beweging zodra ze actief wordt en zich ontwikkelt in de tijd.'

Als u er niet in slaagt uw lijden te articuleren in een duidelijke structuur, dan bent u de lul. Het lijden vreet u dan op met huid en haar, van binnenuit, voordat u de tijd hebt gehad om ook maar iets te schrijven.

Structuur is de enige manier om aan zelfmoord te ontkomen. En zelfmoord lost ook niets op. Stelt u zich eens voor dat Baudelaire op zijn vierentwintigste in een zelfmoordpoging zou zijn geslaagd.

Geloof in structuur. Geloof ook in ouderwetse dichtmaten. Versbouw is een krachtig instrument om het innerlijk leven te bevrijden.

Voel u niet verplicht een nieuwe vorm uit te vinden. Nieuwe vormen zijn zeldzaam. Eén per eeuw is al heel wat. En het zijn niet per se de grootste dichters die ze het eerst gebruiken. Het bewerken van de taal is niet het doel van de poëzie, hooguit een middel. Woorden staan onder verantwoordelijkheid van de gehele samenleving.

De meeste nieuwe vormen ontstaan niet uit het niets, maar door langzame afleiding uit een oudere vorm. Het instrument past zich een beetje aan, ondergaat kleine veranderingen; de nieuwheid die deze samen opleveren wordt over het algemeen pas aan het einde duidelijk, als het werk eenmaal is geschreven. Het hele proces valt goed te vergelijken met de natuurlijke evolutie.

In het begin slaakt u ongearticuleerde kreten. En vaak zult u geneigd zijn daarin terug te vallen. Dat is heel gewoon. Poëzie komt in feite net iets eerder dan gearticuleerde taal.

Laaf u aan ongearticuleerde kreten telkens als u daar behoefte toe voelt. Ze zijn een verjongingsbron. Maar vergeet niet: als u er niet in de zoveel tijd aan kunt ontkomen, gaat u dood. Het menselijk organisme kent zijn grenzen.

Wanneer het lijden een paroxisme bereikt, kunt u niet meer schrijven. Als u zich sterk genoeg voelt, probeer het dan toch. Het resultaat is waarschijnlijk slecht; waarschijnlijk, maar niet zeker.

Werk nooit. Gedichten schrijven is geen werk; het is een opdracht.

Als het gebruik van een vaste vorm (de alexandrijn bijvoorbeeld) een te grote inspanning vergt, zie er dan van af. Zulke inspanningen zijn nooit vruchtbaar. Dat geldt niet voor de algemene, permanente inspanning die nodig is om te ontkomen aan de apathie. Die inspanning is onontbeerlijk.

Wat de vorm betreft, aarzel nooit uzelf tegen te spreken. Verander van richting, sla een andere weg in zo vaak als nodig is. Doe niet te veel moeite om een coherente persoonlijkheid te hebben; die persoonlijkheid bestaat, of u nu wilt of niet.

Laat niets na wat u ook maar een klein beetje evenwicht kan verschaffen. Geluk is hoe dan ook niet voor u weggelegd; dat staat vast, en al heel lang. Maar als u een van de schijnbeelden ervan te pakken kunt krijgen, doe dat dan. Zonder aarzelen. Het is hoe dan ook maar tijdelijk.

Uw bestaan is nu één groot lijden. U acht uzelf in staat dat te ontplooien in een coherente vorm. Uw doel, in dit stadium: een toereikende levensverwachting.

OVERLEVEN

'Het schrijverschap is toch wel het enige beroep waarin je niet voor gek staat als je geen geld verdient.' Jules Renard

Een dode dichter schrijft niet meer. Het is dus belangrijk dat u blijft leven.

Die eenvoudige redenering zal u soms niet meevallen. Vooral in tijden van aanhoudende creatieve steriliteit. U ervaart uw eigen voortbestaan dan als pijnlijk zinloos; en van schrijven komt het toch nooit meer.

Daar valt maar één ding tegen in te brengen: dat weet u helemaal niet. En als u heel eerlijk naar uzelf kijkt, zult u dat uiteindelijk moeten toegeven. Er zijn vreemde gevallen bekend.

Als u niet meer schrijft, is dat misschien de opmaat tot een verandering van vorm. Of tot een verandering van thema. Of allebei. Of misschien is het inderdaad wel de opmaat tot uw creatieve dood. Maar dat weet u niet. U zult het deel van uzelf dat u tot schrijven aanzet nooit precies leren kennen. U zult het alleen bij benadering leren kennen, en in tegenstrijdige vormen.

Egoïsme of toewijding? Wreedheid of compassie? Het kan allemaal worden verdedigd. Wat maar bewijst dat u het uiteindelijk ook niet weet; dus doe dan ook niet alsof u het weet. Stel u eerlijk en nederig op tegenover uw onwetendheid, dat mysterieuze deel van uzelf.

Niet alleen produceren dichters die oud worden over het algeheel genomen meer, de ouderdom is bovendien de zetel van specifieke lichamelijke en geestelijke processen, waarvan het jammer zou zijn als u ze niet leerde kennen. Dat neemt niet weg dat overleven bijzonder moeilijk is. U kunt overwegen een 'strategie à la Pessoa' te hanteren: een of ander baantje vinden, niets publiceren, rustig de dood afwachten. In de praktijk zult u grote moeilijkheden het hoofd moeten bieden: het gevoel dat u uw tijd verdoet, niet op uw plaats bent, niet op waarde wordt geschat... dat wordt allemaal snel ondraaglijk. De alcohol zal moeilijk te vermijden zijn. Tenslotte wachten aan het einde van de weg verbittering en verzuring, op de voet gevolgd door apathie en volledige creatieve steriliteit.

Die oplossing heeft dus haar nadelen, maar het is over het algemeen de enige. Vergeet de psychiaters niet, in wier macht het ligt u arbeidsongeschikt te verklaren. Daarentegen moet een langdurig verblijf in een psychiatrische instelling ten stelligste worden ontraden: te destructief. Van die mogelijkheid mag dus pas in allerlaatste instantie gebruik worden gemaakt, als alternatief voor de totale verloedering.

De sociale solidariteitsmechanismen moeten volledig worden uitgebuit, evenals de financiële steun van rijkere vrienden. Voel u in dat opzicht niet al te schuldig. De dichter is een heilige parasiet.

De dichter is een heilige parasiet; net als de scarabeeën van het oude Egypte kan hij gedijen op het lijk van rijke samenlevingen in ontbinding. Maar ook in sobere, krachtige samenlevingen is hij op zijn plaats.

U hoeft niet te vechten. Boksers vechten, dichters niet. Toch zult u af en toe wat moeten publiceren; gebeurt dat niet, dan kan er geen postume erkenning plaatsvinden. Als u niet een minimaal aantal pagina's publiceert (al zijn het maar een paar teksten in een tweederangstijdschrift), blijft u onzichtbaar voor het nageslacht; net zo onzichtbaar als tijdens uw leven. Zelfs al was u het grootst mogelijke genie, dan nog zou u een spoor moeten achterlaten; en erop moeten vertrouwen dat de literaire archeologen de rest zullen opgraven.

Dat kan fout gaan; dat gaat vaak fout. U zult uzelf minstens eenmaal per dag moeten voorbehouden dat u doet wat u kunt: daar gaat het om.

Het kan nuttig zijn de biografie van uw lievelingsdichters te bestuderen; die kan u helpen bepaalde fouten te vermijden. Prent u in dat er in het algemeen geen goede oplossing bestaat voor het materiële overlevingsvraagstuk; wel bestaan er zeer slechte.

Uw woonplaats zal doorgaans geen probleem opleveren; ga waar u kunt. Probeer domweg al te luidruchtige buren te vermijden, want die zijn in hun eentje in staat een definitieve intellectuele dood te bewerkstelligen.

Een bescheiden arbeidsplaatsje kan u bepaalde kennis over het functioneren van de samenleving verschaffen, die eventueel van pas kan komen in een later werk. Maar een periode van totale verloedering, van leven aan de zelfkant, verschaft weer andere inzichten. Afwisselen zou ideaal zijn.

Andere levensfeiten, zoals een harmonieus seksleven, het huwelijk en het krijgen van kinderen, zijn zowel heilzaam als vruchtbaar. Maar ze zijn haast niet te bereiken. Vanuit artistiek oogpunt zijn het vrijwel onontgonnen terreinen.

In het algemeen zult u heen en weer worden geslingerd tussen angst en verbittering. In beide gevallen is alcohol een steun. Waar het om gaat is dat u die paar momenten van rust weet te vinden die nodig zijn voor de verwezenlijking van uw oeuvre. Ze zullen kort zijn; doe uw best om ze aan te grijpen.

Wees niet bang voor het geluk; het bestaat niet.

SLAAN WAAR HET PIJN DOET

'Beijver u om voor God te staan als een beproefd man, als een arbeider die zich niet behoeft te schamen en het woord der waarheid recht snijdt.' 2 Timotheus 2:15

Streef niet naar kennis om de kennis alleen. Alles wat niet rechtstreeks voortvloeit uit emotie is in de poëzie van nul en gener waarde. (Natuurlijk moet emotie in de ruimste zin worden opgevat; sommige emoties zijn niet aangenaam en niet onaangenaam; dat geldt over het algemeen bijvoorbeeld voor het gevoel van ontheemding.)

De emotie verbreekt de causale kreten; alleen zij stelt ons in staat het wezen der dingen waar te nemen; de overdracht van die waarneming is het doel van de poëzie. Die gelijkgerichtheid van filosofie en poëzie is de bron van de geheime verstandhouding die hen bindt. Deze uit zich niet hoofdzakelijk in het schrijven van filosofische gedichten: de poëzie moet de werkelijkheid ontdekken langs haar eigen, zuiver intuïtieve wegen, zonder eerst te worden gefilterd door een intellectuele reconstructie van de wereld. Ze uit zich nog minder in een dichterlijk verwoorde filosofie, die meestal niet meer is dan armzalige oplichterij. Maar altijd vindt een nieuwe filosofie onder dichters haar meest serieuze, aandachtige en productieve lezers. Omgekeerd zullen alleen sommige filosofen de waarheden die de poëzie in zich bergt kunnen onderscheiden, openbaren en benutten. Zij vinden in de poëzie bijna net zoveel stof voor nieuwe voorstellingen van de wereld als in de directe contemplatie - en veel meer dan in vroegere filosofieën.

Respecteer de filosofen, imiteer ze niet; uw weg ligt elders, helaas. Die weg is onlosmakelijk verbonden met de neurose. De dichterlijke en de neurotische ervaring zijn twee paden die elkaar kruisen, om elkaar heen draaien en uiteindelijk meestal één worden: de dichtader lost op in de bloedige stroom van de neurose. Maar u hebt geen keus. Er is geen andere weg.

Door permanent met uw obsessies bezig te zijn, zult u uiteindelijk veranderen in een pathetisch wrak, verteerd door angst of verpletterd door apathie. Maar, ik zeg het nogmaals, er is geen andere weg. U moet de point of no return bereiken. De cirkel doorbreken. En een paar gedichten produceren voordat u te pletter stort. U zult een glimp hebben opgevangen van onmetelijke ruimten. Elke grote hartstocht mondt uit in het oneindige.

Welbeschouwd neemt de liefde alle problemen weg. Op dezelfde manier leidt elke grote hartstocht uiteindelijk naar een zone van waarheid. Naar een andere, uitermate pijnlijke ruimte, waar het uitzicht evenwel weids en helder is. Waar de gezuiverde dingen verschijnen in hun klaarheid, hun zuivere waarheid.

Geloof in de eenheid van het Ware, het Schone en het Goede.

De samenleving waarin u leeft, heeft als doel u te vernietigen. U hebt met haar hetzelfde voor. Het wapen dat zij zal gebruiken heet onverschilligheid. U kunt u niet dezelfde houding permitteren. Dichters, in de aanval!

Elke samenleving heeft haar zwakke punten, haar wonden. Leg uw vinger op de wond en druk goed hard.

Spit onderwerpen uit waarover niemand wil horen. De achterkant van de façade. Hamer op ziekte, lelijkheid, verval. Spreek over de dood, over de vergetelheid. Over afgunst, onverschilligheid, frustratie, liefdeloosheid. Wees abject, dan bent u waarachtig.

Sluit u nergens bij aan. Of sluit u aan en pleeg direct verraad. Geen enkel dogma mag u al te lang ophouden. Militantisme maakt gelukkig, en u hoort niet gelukkig te zijn. U allen staat aan de kant van het ongeluk; u bent de sombere partij.

Meedenken en opbouwen is niet uw voornaamste missie. Als u het aankunt, doe het dan. Als u op onhoudbare tegenstrijdigheden uitkomt, zeg het dan. Want uw diepste missie is te graven naar het Ware. U bent de doodgraver, en u bent het kadaver. U bent het lijk van de samenleving. Allen even verantwoordelijk. Kus de aarde, uitschot!

Bepaal waar schuld is en waar onschuld. Allereerst bij uzelf, dat zal u een richtlijn geven. Maar ook bij de anderen. Kijk naar hun gedrag en naar de redenen die ze aanvoeren; oordeel dan, in alle onpartijdigheid. Ontzie uzelf niet; ontzie niemand.

U bent rijk. U kent het Goede, u kent het Kwade. Laat nooit na ze te scheiden; raak niet verstrikt in de netten van de verdraagzaamheid, dat miezerige stigma van de ouderdom. De poëzie is in staat definitieve morele waarheden te formuleren. U moet de vrijheid haten met alle kracht die u in u hebt.

De waarheid is aanstootgevend. Maar zonder haar heeft niets enige waarde. Een eerlijke, ongekunstelde wereldbeschouwing is al een meesterwerk. In verhouding tot die eis is oorspronkelijkheid van weinig belang. Houd u daar niet mee bezig. Uit de som van uw gebreken zal hoe dan ook een zekere oorspronkelijkheid naar voren komen. Zeg dus gewoon de waarheid; zeg gewoon de waarheid, niet meer en niet minder.

U kunt niet tegelijkertijd van de waarheid en van de wereld houden. Maar u hebt al gekozen. De moeilijkheid is nu te volharden in die keuze. Ik bezweer u moed te houden. Niet dat u ook maar iets te hopen hebt. Integendeel, u zult zeer eenzaam zijn, besef dat goed. De meeste mensen gooien het op een akkoordje met het leven, of ze gaan dood. U allen bent levende zelfmoordenaars.

Naarmate u dichter in de buurt van de waarheid komt, neemt uw eenzaamheid toe. Het gebouw is prachtig, maar verlaten. U loopt door lege zalen, die de echo van uw stappen weerkaatsen. De lucht is klaar en strak; de dingen lijken versteend. Soms begint u te huilen, zo meedogenloos helder is het zicht. U zou rechtsomkeert willen maken, terug willen keren naar de nevelen van de onkennis; maar in uw hart weet u dat het al te laat is.

Ga door. Wees niet bang. Het ergste hebt u al achter de rug. Natuurlijk zal het leven u blijven verscheuren; maar van uw kant hebt u niet zo heel veel boodschap meer aan het leven. Denk eraan: in de kern van de zaak bent u al dood. U staat nu oog in oog met de eeuwigheid.

[Leven, Lijden, Schrijven - Methode van Michel Houellebecq. Vertaald uit het Frans door Martin de Haan; oorspronkelijke titel Rester Vivant, 1997]

http://en.wikipedia.org/wiki/Michel_Houellebecq