maandag 22 december 2008

De diepste wortels van de Vlaamse Beweging

Mail aan Olivier Boehme, Universiteit Antwerpen, schrijver van het boek "Greep naar de Markt" (Tielt, Lannoo, 2008) over de zogenaamde conservatieve revolutie die de Vlaamse Beweging tijdens het interbellum (de periode tussen de 2 Wereldoorlogen) wou doorvoeren en die uiteindelijk leidde tot een deels ideologisch geargumenteerde deels opportunistische samenwerking van het flamingantisme met Hitler & co's nationaal-socialisme.

"Ik wil u wel laten weten vanuit welk kader ik uw boek zal lezen, nl. de grote armoede en sociale en culturele achterstand, de premoderniteit waarin «Vlaanderen» tot ongeveer 1900 leefde. Vanaf het begin van de 20ste eeuw begon Vlaanderen stilaan te profiteren van de uitbouw van de Waalse industrie, die immers Antwerpen als export- en invoerhaven nodig had. Dat de eerste Belgische spoorweg in 1835 het traject Brussel-Mechelen betrof, was toen al een teken van het belang van het goederenvervoer richting Antwerpen.

De verklaring voor deze achterlijkheid en voor de stagnatie in premoderne toestanden en mentaliteiten moeten we zoeken in de voorafgaande eeuwen waarin het rijke Vlaanderen van de 15de eeuw naar het stenen tijdperk werd teruggekatapulteerd. Er was het genadeloos en wreed uitschakelen door de Spaanse Inquisitie van elke ketterij en kritiek op de concentratie van bezit en geld in kloosters en bisdommen in de 16de-17de eeuw, met andere woorden: de fysieke liquidatie van al wie wat verstand tussen de oren had en ballen aan zijn lijf. Er was de bijzonder wrede bestraffing waarmee Keizer Karel zijn geboortestad Gent bedacht, een stad Gent die met oproer en opstanden haar stedelijke vrijheden wou verdedigen (1539-1540). Er was het langdurige beleg van Antwerpen (1584-1585) door de Spanjaarden die effectief de stad innamen. Al wat de mentale en de financiële middelen had om zijn leven te herbeginnen in de vrije Noord-Nederlandse provincies, verliet de Antwerpse stad en haar contreien (in Antwerpen bleven nog 40.000 van de bijna 100.000 inwoners achter). Antwerpen verloor haar contact met de wereldhandel. Deze voorgeschiedenis en de Habsburgs-katholieke repressie hebben omzeggens gans Vlaanderen van 1600 tot 1900 verstikt in een apathie, een materiële armoede en een cultureel keurslijf dat ongestoord door het katholiek onderwijs werd georganiseerd. Van de waarden van de Franse Revolutie (Liberté, Egalité & Fraternité) hebben Vlamingen alleen maar negatieve en afschrikwekkende verhalen gehoord.

Alleen de textielindustrie in Gent (en in mindere mate in kleinere stadjes als Kortrijk, Moeskroen, e.d.) kon via het Lieven-Bauwens-effect herrijzen en voortbouwen op de stedelijke nijverheid van de 14de-16de eeuw (de Gentenaar Lieven Bauwens smokkelde in 1798 onderdelen van een mechanische spinmolen, de "Mull Jenny" - de Gentenaars spreken van "Mule Jenny", vanuit Engeland naar Parijs; in Parijs richtte hij zijn eerste katoenspinnerij op en in 1799 een eerste fabriek in Gent zelf). Die arbeiders kregen wat aansluiting met internationaal rondtrekkende goed geschoolde Vrije Gezellen (vroegere ambachtslieden). Zo was het vanzelfsprekend dat reeds rond 1848 (met de Revolutie in Frankrijk en Europa waarvan Karl Marx eerst dacht dat het gedaan was met het kapitalisme) in die Vlaamse industriële kernen de eerste socialistische en zelfs communistische genootschappen ontstonden en dat enkele Vlamingen betrokken waren bij de Iste Internationale (zoals Cesar De Paepe). Maar deze kernen hadden meer contact met de Frans sprekende fabriekseigenaars in die steden dan met het Vlaamse hinterland van arme boeren, zodat in geheel Vlaanderen (buiten die kleine kernen) de feodale Middeleeuwse structuren, misschien niet meer volgens de Wet, maar dan toch in de «geesten» intact gebleven waren. De eerste Vlaamse schrijvers en intellectuelen situeerden zich dan ook grotendeels in deze «feodale» traditie.

Dat de uitbouw van een Vlaamse economie in die zin begeleid werd door een "conservatieve revolutie" lijkt me dan logisch, aangezien deze Vlaamse ondernemers zoals Lieven Gevaert doorheen hun onderwijs en culturele vorming geen culturele banden hadden met de Frans «revolutionaire» cultuur (plus het trauma dat Napoleon in Vlaanderen door het opeisen van jongeren en paarden voor zijn oorlogen heeft teweeggebracht, met bv. de Boerenkrijg in Limburg als gevolg). Bekaert (gelegen in Zuid-West-Vlaanderen temidden de textielfabrieken) is daarentegen altijd Belgisch gezind geweest.

Dat is het beeld dat ik heb van Vlaanderen voordat het als samenleving met de moderniteit in aanraking kwam en met moderne politieke en filosofische ideeën werd geconfronteerd. Ik meen dat een zelfde situatie bestond in Polen, in Beieren buiten Munchen en vermoedelijk ook in de Baltische staten, niet toevallig allemaal katholieke regio's."

3 opmerkingen:

Suzanne zei

Mon Dieu, voor iemand die het rustig ging doen vandaag heb je een redelijke 'pil' geschreven, moeilijk, zéér moeilijk, maar dhr Boehme zal het wel begrijpen, (hoop ik)
Het klinkt in lk geval verstandig!

De Viegende Karper zei

Hallo Eric, dat rood op dat zwart kan ik niet goed lezen. Spijtig

Anoniem zei

VAN VOLKSVERDEDIGERS NAAR VOLKSVERRAAD .


Van de Vlaamse strijd kan men zeggen dat (indien men die in zijn historische categorie plaatst waarin hij thuishoort) die ondubbelzinnig en duidelijk gerechtvaardigd was.

Er is een tijd geweest waarin de zich van verschillende Vlaamse dialecten bedienende bevolking in België als tweederangsburgers werden beschouwd.
De eersterangsburgers waren toen de zich van het Frans bedienende Bourgeoisie zowel in het zuiden als het noorden van het land, het waren dus niet zozeer de Vlamingen an sich die niet geacht werden maar wel zij die zich enkel maar in één van de Vlaamse dialecten konden uitdrukken.
De burgerij en de vrije beroepen, de adel, de klerikale wereld zowel als de wetgevende en uitvoerende machten bedienden zich immers allen van het Frans als onderlinge omgangstaal.
Het Frans had zich vooral dank zij de oprichting van de academie Française verspreid als het universele communicatiemiddel par excellence. Deze academie Française had zich als doel gesteld klaarheid te brengen in de Franse taal en het was zij die bepaalde wat voortaan als correct Frans
beschouwd zou worden.
Voor het eerst beschikte men zo over een officieel genormeerde levende taal.
Dit Frans zou daardoor algauw de internationale voertaal worden op het Europese vasteland.
Wie aldus deze taal beheerste beschikte over een bij uitstek geschikt instrument om in economisch, sociaal en politieke middens zijn eigen positie te onderhandelen.
De erbarmelijke levensomstandigheden maakten het voor de verpauperde en vooral agrarisch en proletarische bevolking in Vlaanderen quasi onmogelijk om hun positie op enigerlei wijze via de geijkte kanalen tot verbetering te brengen omdat immers alle administratie in het Frans verliep.
Het was dus noodzakelijk dat het Nederlands als officiële taal doorgang zou vinden bij de overheid, het onderwijs, de ambtenarij enz.opdat ook uniek Nederlandstalige Vlamingen de kansen zouden krijgen waarvan tot dan toe enkel Belgen die het Frans beheersten konden genieten.
In het zuiden van het land had de gewone bevolking het voordeel reeds van nature uit Franstalig te zijn waardoor zij deze extra sociale strijd niet hoefden te voeren.

De taalstrijd is dus niet een strijd geweest van Walen tegen Vlamingen zoals men in nationalistische kringen graag doet uitschijnen maar vooral een sociale strijd om erkenning van het Nederlands als officiële taal om zodoende iedere Belg waarlijk elkaars gelijke te maken.

De omstandigheden zijn heden ten dage geheel anders, de revolutionaire waarheid van gisteren is vandaag triviaal geworden.
De strijd is gestreden,aan alle rechtgeaarde eisen is voldaan.
De Vlaamse beweging kan de boeken met een gerust hart dicht doen en tevreden terugkijken op een bewonderswaardig parcours.

Intussen heeft er zich echter een verontrustende escalatie voorgedaan binnen deze Vlaamse beweging. Deze escalatie lijkt permanent van aard en voltrekt zich schijnbaar ongemerkt.
Een nefast soort flamingantisme stak de kop op, dit flamingantisme uit zich niet langer als de verdediger van de Vlaamse zaak binnen het Belgisch (federaal) bestel maar heeft een uitgesproken vijandige houding aangenomen tegen alles wat maar van ver of dichtbij enig verwantschap heeft met België.
Ondanks het onbetwistbare successtory van het Belgische natieproject (met een levensstandaard en kwaliteit die tot de beste ter wereld behoren) hebben zij het zich tot doel gemaakt om splinter voor splinter en op doordachte maar onverantwoordelijke wijze onze voorbeeldige welvaartstaat tot op de
grond af te breken.
Deze intussen geïnstitutionaliseerde en dus machtig geworden stroming laat niet na om zonder ophouden continue uitingen van ergernis ,nestbevuiling, subjectief afgeschilderde feiten gelardeerd met vrijblijvend ongenuanceerd en theoretisch gebazel de wereld in te sturen.
Voor deze geraffineerd ten uitvoer gebrachte maar sterk manipulatieve propagandastroom gebruiken zij de intussen slaafs, want van hen afhankelijk geworden massamedia (waarin ze trouwens verschillende niet onbelangrijke machtsposities verworven hebben).
Terzelfder tijd geven zij aan de hand van onrealistische mooie voorstellingen en het opdringen van valse verwachtingen blijk van een ongelooflijke naïviteit en een lichtgelovig optimisme ten overstaan van hun Vlaamse onafhankelijkheidsstreven, het zijn symptomen van hun overdreven en
ongegrond zelfvertrouwen.
Alle heil voor de al dan niet sterk uitvergrote of dikwijls zelfs imaginaire problemen eigen aan België ligt in deze repetitief eenvoudig voorgestelde oplossing.
Over de onvermijdelijke neerwaartse welzijnsspiraal dat dit alles met zich mee zou brengen rept men met geen woord, alle nadelen worden verloochend, verdrongen of geprojecteerd op anderen, conflicten worden achtereenvolgens gecreëerd, gepolariseerd en ten slotte geëscaleerd tot uiteindelijk het rauwe separatisme naar voor wordt geschoven.
Via deze ingeoefende en tot gewoonten verworden politieke manoeuvres beïnvloeden en vergiftigen ze zo de publieke opinie in Vlaanderen.
Aan de hand van deze subtiel opgezette maskerade sporen ze er de bevolking heimelijk toe aan om onbewust toe te geven aan het onderhuidse egoïsme aanwezig in ieder van ons.
Dit is echter alleen maar mogelijk doordat men dit egoïsme niet als dusdanig ervaart, het werd immers bij voorbaat al gelegitimeerd door allerlei schijnrechtvaardigheden.

Dat het verbreken van de gezamenlijk opgebouwde en in stand gehouden nationale solidariteit onvermijdelijk zal leiden tot een algehele verarming van de gehele bevolking is nochtans een vaststaand feit.

Een belangrijk deel van de Vlaamse beweging anno 2008/2009 zou men in de huidige context dus beter kunnen omschrijven als Vlaamse Volks Bedrog.
Alle initiële eisen uit hun ontstaansperiode (en meer) zijn intussen
realiteit geworden.
Het ontspoorde eisenpakket van de huidige dag heeft niets meer te maken met de Vlaamse zaak op welke manier dan ook.
De sociale anomalieën die aanleiding waren voor de oprichting van de beweging lijken pervers genoeg diegenen te zijn die ze nu met hand en tand
verdedigen.